Ester 7 EBV24
1. Toen de koning met Haman gekomen was om met koningin Ester te drinken,
2. zei de koning, ook op deze tweede dag, bij het drinken van de wijn tegen Ester: “Wat is je wens, koningin Ester? Het zal je gegeven worden. Wat is je verzoek? Er zal aan worden voldaan, al vroeg je de helft van het koninkrijk.”
3. Toen antwoordde koningin Ester en zei: “Als ik dan genade in uw ogen gevonden heb, o koning, en als de koning het goedvindt, laat men mij dan mijn leven geven op mijn wens, en mijn volk, op mijn verzoek.
4. Want wij zijn verkocht, ik en mijn volk, om uitgeroeid, gedood en vernietigd te worden. Als wij als slaven en slavinnen verkocht waren, had ik mij stil gehouden, want dan zou de verdrukking niet zodanig zijn dat het gepast zou zijn om de koning lastig te vallen.”
5. Toen sprak koning Ahasveros en zei tegen koningin Ester: “Wie is het en waar is degene, wiens hart er vol van is om zoiets te doen?”
6. Ester zei: “De man, de onderdrukker en vijand, is deze slechterik: Haman!” Toen schrok Haman in het bijzijn van de koning en van de koningin.
7. Woedend stond de koning op van de maaltijd en de wijn en liep de paleistuin in. Haman bleef staan om koningin Ester zijn leven af te smeken, want hij zag dat de koning vastbesloten was hem in het ongeluk te storten.
8. Toen de koning uit de paleistuin terugkeerde in het huis waar de maaltijd met de wijn was, was Haman op de rustbank gevallen, waarop Ester zat. Toen zei de koning: “En dan ook nog de koningin bij mij in huis aanranden?” Het woord was nog niet uit de mond van de koning gekomen of zij bedekten Hamans gezicht.
9. Charbona, één van de hofdienaren die voor de koning stond, zei: “Zie, de galg, die Haman heeft gemaakt voor Mordechai, die ten gunste van de koning heeft gesproken, staat bij Hamans huis en is vijftig el hoog.” Toen zei de koning: “Hang hem daaraan op!”
10. Zij hingen Haman op aan de galg die hij voor Mordechai had laten klaarmaken en de woede van de koning bedaarde.