Exodus 17 EBV24
1. Heel de gemeente van de zonen van Israël brak vanuit de woestijn Sin op om op bevel van de HEERE van plaats tot plaats te reizen en zij sloegen hun kamp op in Rafidim. Daar was geen drinkwater voor het volk.
2. Toen maakte het volk ruzie met Mozes. Zij zeiden: “Geef ons water te drinken!” Mozes zei tegen hen: “Waarom maken jullie ruzie met mij? Waarom stellen jullie de HEERE op de proef?”
3. Het volk smachtte daar naar water en het volk mopperde tegen Mozes en zei: “Waarom heb je ons uit Egypte doen optrekken? Was dat om mij en mijn kinderen en mijn vee van dorst te laten omkomen?”
4. Toen riep Mozes tot de HEERE en zei: “Wat zal ik met dit volk doen? Nog even en zij zullen mij stenigen.”
5. De HEERE zei tegen Mozes: “Loop voor het volk langs en neem enkelen van de oudsten van Israël met je mee en neem je staf in je hand, waarmee je op de rivier sloeg en ga heen.
6. Zie, Ik zal daar vóór je op de rots bij Horeb staan en jij zult op de rots slaan en er zal water uitkomen en het volk zal ervan drinken.” En zo deed Mozes het voor de ogen van de oudsten van Israël.
De strijd met Amalek7. Hij gaf die plaats de naam Massa en Meriba, omdat de zonen van Israël hadden getwist en omdat zij de HEERE op de proef hadden gesteld en gezegd hadden: “Is de HEERE nu in ons midden of niet?”
8. Toen kwam Amalek en hij streed tegen Israël in Rafidim.
9. Mozes zei tegen Jozua: “Laat ons mannen uitkiezen en tegen Amalek ten strijde trekken. Morgen zal ik boven op de top van de heuvel staan en de staf van GOD zal in mijn hand zijn.”
10. Jozua deed zoals Mozes hem gezegd had en hij streed tegen Amalek, maar Mozes, Aäron en Hur klommen naar de top van de heuvel.
11. Wanneer Mozes zijn hand ophief, was Israël de sterkste, maar als hij zijn hand liet zakken, was Amalek sterker.
12. De handen van Mozes werden zwaar. Toen pakten zij een steen en legden die onder hem neer en hij ging erop zitten. Aäron en Hur ondersteunden zijn handen, de één aan deze en de ander aan de andere kant. Zo bleven zijn handen opgeheven, totdat de zon onderging.
13. Jozua versloeg Amalek en zijn volk met de scherpte van het zwaard.
14. Toen zei de HEERE tegen Mozes: “Schrijf dit ter herinnering op in een boekrol en prent het Jozua in, dat Ik de herinnering aan Amalek volledig van onder de hemel zal uitwissen.”
15. En Mozes bouwde een altaar en hij gaf het de Naam “De HEERE is mijn banier!”
16. En hij zei: “De hand was immers op de troon van de HEER. De HEERE zal van generatie op generatie oorlog voeren tegen Amalek.”