Logo
🔍

Exodus 20 VB

« De tien geboden

1. Toen sprak God de volgende woorden:

2. "Ik ben de Heer, jullie God, die jullie uit de slavernij in Egypte heeft bevrijd.

3. Jullie mogen naast Mij geen andere goden hebben.

4. Jullie mogen geen beelden of afbeeldingen maken van iets wat boven in de hemel, beneden op de aarde of in het water onder de aarde is.

5. Jullie mogen ze niet aanbidden en niet dienen, want Ik, jullie Heer God, ben een jaloers God: Ik duld geen andere goden naast Mij. Van de zonden van ouders laat Ik ook hun kinderen de gevolgen dragen, tot in de derde en vierde generatie van degenen die Mij haten.

6. Maar Ik ben barmhartig voor wie Mij liefhebben en mijn geboden gehoorzamen, en voor de duizenden die van hen afstammen.

7. Jullie mogen de naam van jullie Heer God niet misbruiken, want de Heer zal iemand die zijn naam misbruikt niet vrijuit laten gaan.

8. Houd je aan de sabbatsdag: jullie moeten die als heilige dag in ere houden.

9. Zes dagen mogen jullie werken en alle arbeid verrichten,

10. maar de zevende dag is de sabbat van jullie Heer God. Die dag mogen jullie niet werken. Dat geldt voor jullie, voor je zonen en dochters, voor je slaven en slavinnen, voor je vee en voor de vreemdelingen die bij jullie wonen.

11. Want in zes dagen heeft de Heer de hemel en de aarde gemaakt, met de zee en alles wat daarin is, maar op de zevende dag rustte Hij. Daarom zegende de Heer de sabbatsdag en heiligde Hij die.

12. Jullie moeten respect tonen voor je vader en moeder, want dan zullen jullie lang leven in het land dat de Heer God jullie geeft.

13. Jullie mogen geen moord plegen.

14. Jullie mogen geen overspel plegen.

15. Jullie mogen niet stelen.

16. Jullie mogen geen valse verklaringen afleggen over je naaste.

Gods opdracht voor een altaar

17. Jullie mogen niet afgunstig verlangen naar iets wat van je naaste is: zijn huis, zijn vrouw, zijn slaaf of slavin, zijn os of ezel, of iets anders wat van je naaste is."

18. Het hele volk was getuige van de donder, de bliksem, het geluid van de ramshoorn en de rokende berg. Bij het zien daarvan beefde het volk en bleef op grote afstand staan.

19. Ze zeiden tegen Mozes: "Spreekt ú maar tegen ons, we zullen luisteren. Maar laat God niet tegen ons spreken, anders sterven wij!"

20. Maar Mozes antwoordde: "Wees niet bang, want God is gekomen om jullie op de proef te stellen en om jullie te leren ontzag voor Hem te hebben, zodat jullie niet zullen zondigen."

21. Het volk bleef op een afstand staan, maar Mozes ging naar de donkere wolk waarin God was.

22. En de Heer zei tegen Mozes: "Zeg tegen de Israëlieten: Jullie hebben gezien dat Ik vanuit de hemel tegen jullie heb gesproken.

23. Jullie mogen naast Mij geen goden van goud of zilver maken.

24. Jullie moeten voor Mij een altaar maken van aarde en daarop jullie brandoffers en vredeoffers van schapen, geiten en runderen brengen. Op elke plaats waar Ik mijn naam laat gedenken, zal Ik naar jullie toe komen en jullie zegenen.

25. En als jullie voor Mij een altaar van stenen bouwen, mogen jullie daarvoor geen gehouwen stenen gebruiken. Als jullie de stenen toch met een beitel bewerken, ontwijden jullie het altaar.

26. Ook mogen jullie niet langs een trap naar mijn altaar klimmen, want op een trap zou men jullie schaamdelen kunnen zien."

»