Logo
🔍

Exodus 21 VB

« Wetten omtrent slaven

1. "Dit zijn de wetten die je het volk moet voorhouden:

2. Als je een Hebreeuwse slaaf koopt, moet hij zes jaar voor je werken. Maar in het zevende jaar mag hij als vrij man vertrekken, zonder iets te hoeven betalen.

3. Als hij alleen bij je is gekomen, zal hij ook alleen weggaan. Als hij getrouwd was, mag zijn vrouw met hem meegaan.

4. Maar als zijn heer hem een vrouw heeft gegeven en ze kinderen hebben gekregen, blijft de vrouw met haar kinderen eigendom van haar heer en de man zal alleen weggaan.

5. Maar als de slaaf duidelijk laat weten: 'Ik houd van mijn heer, van mijn vrouw en van mijn kinderen. Ik wil niet als vrij man weggaan,'

6. dan moet zijn heer hem naar de rechters brengen, hem tegen de deur of deurpost zetten en met een priem zijn oor doorboren. Daarna zal de man voor altijd zijn slaaf blijven.

7. Als iemand zijn dochter als slavin verkocht heeft, als bijvrouw, mag ze niet weggaan zoals de mannelijke slaven weggaan.

8. Als ze haar heer niet bevalt, zodat hij niet met haar wenst te trouwen, moet hij haar laten vrijkopen. Hij heeft niet het recht haar aan een ander volk te verkopen, omdat hij zijn belofte niet is nagekomen.

9. Maar als hij haar had gekocht als bijvrouw voor zijn zoon, moet hij haar behandelen volgens de rechten die dochters hebben.

10. Als hij naast haar nog een andere vrouw neemt, mag hij haar niet minder voedsel en minder kleding geven, of minder vaak gemeenschap met haar hebben.

Wetten omtrent gebruik van geweld

11. Als hij haar op deze drie punten tekortdoet, mag ze bij hem weggaan, zonder iets te hoeven betalen, zonder losgeld."

12. "Wie iemand slaat zodat hij sterft, moet ter dood gebracht worden.

13. Maar als het niet opzettelijk was, maar God liet het zo gebeuren, dan zal Ik jullie een plaats aanwijzen waar hij naartoe kan vluchten.

14. Maar als iemand een ander opzettelijk doodt, met voorbedachte rade, mag hij zelfs bij mijn altaar weggehaald worden om ter dood gebracht te worden.

15. Wie zijn vader of moeder mishandelt, moet ter dood gebracht worden.

16. Wie iemand ontvoert, moet ter dood gebracht worden, het maakt niet uit of degene die ontvoerd is al verkocht is of dat hij nog in zijn bezit is.

17. Wie zijn vader of moeder vervloekt, moet ter dood gebracht worden.

18. Als twee mannen vechten en de een slaat de ander met een steen of met zijn vuist zodanig dat de ander weliswaar niet sterft maar wel in bed komt te liggen,

19. en later staat hij weer op en kan buiten lopen met behulp van een stok, dan zal de man die hem sloeg vrijgesproken worden. Wel moet hij hem een vergoeding betalen voor zijn misgelopen inkomsten en voor de onkosten van zijn verzorging.

20. Als iemand zijn slaaf of slavin met een stok zodanig slaat dat hij of zij dood neervalt, moet de dader worden gestraft.

21. Maar als de slaaf of slavin eerst nog een of twee dagen in leven blijft, hoeft de dader niet te worden gestraft. De slaaf of slavin is immers zijn eigen geld.

22. Als twee mannen vechten en een van hen een zwangere vrouw raakt waardoor haar kind ter wereld komt, maar er is geen letsel, dan moet de dader de vergoeding betalen die haar man hem oplegt. De rechters moeten toezien op de betaling.

23. Maar als er wel letsel is, geldt de regel:

24. een leven voor een leven, een oog voor een oog, een tand voor een tand, een hand voor een hand,

25. een voet voor een voet, een brandwond voor een brandwond, een wond voor een wond, een buil voor een buil.

26. Als iemand zijn slaaf of slavin op een oog slaat en dat oog wordt blind, moet hij hem of haar vanwege dat oog vrijlaten.

Wetten omtrent dieren

27. En als hij een tand van zijn slaaf of slavin uitslaat, moet hij hem of haar vanwege die tand vrijlaten."

28. "Als een stier een man of een vrouw zodanig stoot dat die man of vrouw sterft, moet de stier gestenigd worden en mag het vlees ervan niet worden gegeten. De eigenaar van het dier gaat echter vrijuit.

29. Maar als die stier al eerder stotig was en de eigenaar was daar wel van op de hoogte maar hij heeft hem niet vastgezet, en het dier doodt dan een man of vrouw, dan moet niet alleen het dier worden gestenigd, maar ook de eigenaar moet ter dood gebracht worden.

30. Maar als hem de gelegenheid wordt geboden voor zijn leven een losgeld te betalen, moet hij het volle bedrag betalen dat hem wordt opgelegd.

31. Als het dier een zoon of dochter heeft gestoten, gelden dezelfde regels.

32. Maar als de stier iemands slaaf of slavin heeft gestoten, moet de eigenaar van de stier 30 sikkels zilver aan de heer van de slaaf of slavin betalen en de stier moet gestenigd worden.

33. Als iemand een put opent of een put graaft maar hem niet afdekt, en er valt een rund of een ezel in,

34. dan moet de eigenaar van de put het dier vergoeden. Hij moet de eigenaar van het dier de vergoeding betalen en het dode dier mag hij hebben.

35. Als iemands stier de stier van een ander zodanig stoot dat dit dier sterft, moet het levende dier worden verkocht en moeten de eigenaars van de dieren zowel de opbrengst daarvan als het gedode dier samen delen.

36. Maar als het de eigenaar bekend was dat de stier hiervoor al stotig was maar hij heeft hem niet vastgezet, dan moet hij het gedode dier volledig vergoeden, een rund voor een rund, en het dode dier mag hij hebben."

»