Exodus 23 EBV24
1. “Je mag geen vals gerucht verspreiden. Je mag geen handjeklap doen met een boosdoener om zo een getuige te zijn die de waarheid geweld aandoet.
2. Je zult de meerderheid niet in het kwaad volgen en bij een geschil zul je niet zo antwoorden, dat je achter velen aan van het recht afwijkt en het recht buigt.
3. Je zult een arme bij zijn rechtszaak niet voortrekken.
4. Wanneer je een rund van je vijand tegenkomt of zijn verdwaalde ezel, dan zul je dat dier beslist bij hem terugbrengen.
5. Wanneer je de ezel van iemand die je haat onder zijn last ziet bezwijken, moet je jezelf niet toestaan om hem aan zijn lot over te laten. Je moet samen met hem de ezel helemaal bevrijden.
6. Je zult het recht van de arme bij jou niet buigen in zijn rechtsgeschil.
7. Houd je ver van een bedrieglijke zaak. De onschuldige en de rechtvaardige mag je niet doden, want Ik zal de boosdoener niet rechtvaardig verklaren.
8. Je mag geen geschenk aannemen, want het geschenk verblindt geopende ogen en het verdraait de woorden van de rechtvaardigen.
9. Een vreemdeling mag je niet onderdrukken. Jullie kennen immers de gemoedsgesteldheid van een vreemdeling, want jullie zijn vreemdelingen geweest in het land Egypte.
10. Zes jaar zul je je land bezaaien en de opbrengst ervan bijeenbrengen.
11. In het zevende jaar zul je het met rust laten en het braak laten liggen, zodat de armen van je volk ervan kunnen eten. Wat ze overlaten zal door de dieren in het veld worden opgegeten. Zo zul je ook doen met je wijngaard en met je olijfbomen.
Voorschriften betreffende de verhouding met de HEERE12. Zes dagen zul jij je werk doen en op de zevende dag zul je rusten, opdat je rund en je ezel rust krijgen en de zoon van je slavin en de vreemdeling op adem kunnen komen.
13. Aan alles, wat Ik jullie gezegd heb, moeten jullie vasthouden. Aan de naam van andere goden mogen jullie niet denken. Uit je mond zal die niet gehoord worden!
14. Drie keer per jaar zul je een feest voor Mij vieren.
15. Het Feest van de Ongezuurde Broden zul je in ere houden. Zeven dagen zul je ongezuurde broden eten, zoals Ik je geboden heb, op de vastgestelde tijd in de maand Abib, want in die maand ben je uit Egypte getrokken. Jullie zullen niet met lege handen voor mijn aangezicht verschijnen.
16. Onderhoud ook het Feest van de Oogst, het Feest van de Eerstelingen van je werk van wat je op het veld gezaaid hebt, en het Feest van de Inzameling aan het eind van het jaar, wanneer je de vrucht van je werk van het veld hebt ingezameld.
17. Drie keer per jaar zullen alle mannen onder je volk voor het aangezicht van de Heer, de HEERE, verschijnen.
18. Je zult het bloed van mijn slachtoffer niet met iets gezuurds offeren en het vet van mijn feestoffer mag niet de hele nacht blijven liggen tot de morgen.
19. Het eerste van de eerstelingen van je grond, zul je in het Huis van de HEERE, je GOD, brengen. Je mag een geitenbokje niet in de melk van zijn moeder koken.
20. Zie, Ik zend een engel vóór je uit om onderweg over je te waken en je te brengen naar de plaats die Ik klaargemaakt heb.
21. Wees waakzaam voor zijn aangezicht en luister naar zijn stem en verbitter Hem niet, want Hij zal jullie overtredingen niet wegnemen, want mijn Naam woont in Hem.
22. Maar als je aandachtig naar zijn stem luistert en alles doet wat Ik spreken zal, dan zal Ik een vijand van je vijanden zijn en een benauwer van wie jou benauwen.
23. Want mijn engel zal vóór je uitgaan en Hij zal je binnenleiden in het land van de Amorieten, de Hethieten, de Ferezieten, de Kanaänieten, de Hevieten en de Jebusieten en Ik zal hen wegvagen.
24. Je zult niet voor hun goden neerknielen en die niet dienen. Je zult niet doen zoals zij doen, maar je zult hen geheel en al vernietigen en hun gewijde gedenkzuilen volledig verbrijzelen.
25. Jullie zullen de HEERE, jullie GOD, dienen, en Hij zal je brood en je water zegenen en Ik zal de ziekten uit je midden wegdoen.
26. Geen vrouw in je land zal een miskraam hebben of onvruchtbaar zijn. Ik zal het aantal van je levensdagen vol maken.
27. Ik zal de schrik voor Mij voor je uitzenden en elk volk dat je tegenkomt, zal Ik in verwarring brengen en Ik zal maken dat al je vijanden voor je op de vlucht slaan.
28. Ik zal de horzels voor je uitzenden, die de Hevieten, de Kanaänieten en de Hethieten voor jullie uit zullen wegdrijven.
29. Ik zal hen niet in één jaar voor je uit verdrijven, opdat het land geen woest gebied wordt en de dieren in het veld je niet teveel worden.
30. Ik zal hen geleidelijk aan voor je uit verdrijven, totdat je zo in aantal toegenomen bent dat je het land als erfdeel in bezit kunt nemen.
31. Ik zal je grenzen vastleggen, vanaf de Wierzee tot aan de zee van de Filistijnen en van de woestijn tot aan de rivier de Eufraat, want Ik zal de inwoners van dat land in je hand geven en maken dat je hen voor je uit zult verdrijven.
32. Sluit geen verbond met hen en ook niet met hun goden.
33. Zij mogen niet in je land wonen, opdat zij je niet tegen mij doen zondigen. Wanneer jij hun goden dient, zal dat beslist een valstrik voor je worden.”