Logo
🔍

Exodus 40 VB

« Mozes zet de tabernakel op

1. Daarna zei de Heer tegen Mozes:

2. "Op de eerste dag van de eerste maand moet je de tabernakel, de tent van ontmoeting, opzetten.

3. Zet daarin de ark met de verbondsplaten neer en onttrek hem aan het oog door het voorhangsel ervoor te hangen.

4. Breng daarna de tafel naar binnen en zet daarop alles wat erop hoort. Breng dan de kandelaar naar binnen en steek de olielampen aan.

5. Plaats het gouden reukofferaltaar voor de ark met de verbondsplaten. Hang dan het gordijn op voor de ingang van de tabernakel.

6. Plaats het brandofferaltaar recht voor de ingang van de tabernakel, de tent van ontmoeting.

7. Plaats de waskom tussen de tent van ontmoeting en het brandofferaltaar in en vul hem met water.

8. Zet daarna de voorhof eromheen op en hang het gordijn op voor de ingang van de voorhof.

9. Neem dan de zalfolie en zalf daarmee de tabernakel en alles wat zich daarin bevindt, om die met alle toebehoren te heiligen. Daarna is hij heilig.

10. Zalf ook het brandofferaltaar met alle toebehoren. Heilig zo het altaar, daarna zal het allerheiligst zijn.

11. Zalf daarna de waskom en de bijbehorende voet, om ze te heiligen.

12. Laat dan Aäron en zijn zonen naar de ingang van de tent van ontmoeting komen. Was hen met water.

13. Trek Aäron de heilige kleding aan en zalf hem om hem te heiligen, zodat hij Mij als priester kan dienen.

14. Laat ook zijn zonen komen en trek hun de priesterkleding aan.

15. Zalf hen zoals je hun vader hebt gezalfd, zodat ze Mij als priester kunnen dienen. Deze zalving verleent hun en hun nakomelingen een eeuwig priesterschap."

16. Mozes deed alles precies zoals de Heer het hem had bevolen.

17. Zo werd op de eerste dag van de eerste maand van het tweede jaar de tabernakel opgezet.

18. Mozes zette de tabernakel op: hij plaatste de voetstukken, zette daar de planken in, bevestigde de dwarsbalken en zette de palen neer.

19. Hij spreidde de tentkleden over de tabernakel uit en tenslotte het dekkleed, zoals de Heer het Mozes had bevolen.

20. Hij legde de verbondsplaten in de ark, schoof de draagstokken aan de ark en legde het verzoeningsdeksel erop.

21. Hij bracht de ark de tabernakel binnen en hing het voorhangsel op dat de ark aan het oog onttrekt, zoals de Heer het Mozes had bevolen.

22. Hij plaatste ook de tafel in de tent van ontmoeting, langs de noordwand van de tabernakel, aan de buitenzijde van het voorhangsel.

23. Hij legde daarop het brood op de voorgeschreven manier neer#40:23 zie Lev 24:6-7 in de tegenwoordigheid van de Heer, zoals de Heer het Mozes had bevolen.

24. Hij plaatste ook de kandelaar in de tent van ontmoeting, recht tegenover de tafel, langs de zuidwand van de tabernakel.

25. Hij stak de olielampen aan die in de tegenwoordigheid van de Heer moesten branden, zoals de Heer het Mozes had bevolen.

26. Hij zette het gouden altaar in de tent van ontmoeting neer, vóór het voorhangsel,

27. en stak daarop het reukwerk van de geurige specerijen aan, zoals de Heer het Mozes had bevolen.

28. Daarna hing hij het gordijn op voor de ingang van de tabernakel.

29. Hij zette het brandofferaltaar neer bij de ingang van de tabernakel, de tent van ontmoeting, en bracht daarop het brandoffer en het meeloffer, zoals de Heer het Mozes had bevolen.

30. Hij zette ook de waskom neer, tussen de tent van ontmoeting en het altaar in, en vulde hem met water voor de wassingen.

31. Daarin wasten Mozes, Aäron en Aärons zonen hun handen en voeten.

32. Telkens wanneer zij de tent van ontmoeting wilden binnengaan of naar het altaar gingen, wasten zij zich daar, zoals de Heer het Mozes had bevolen.

33. Hij zette de voorhof op rond de tabernakel en het altaar en hing het gordijn op voor de ingang van de voorhof. Zo voltooide Mozes het werk.

34. Toen bedekte de wolk de tent van ontmoeting en de heerlijkheid van de Heer vulde de tabernakel.

35. Mozes kon de tent van ontmoeting niet binnengaan, omdat de wolk daar was en de heerlijkheid van de Heer de tabernakel vulde.

36. Telkens wanneer de wolk van boven de tabernakel opsteeg, braken de Israëlieten op, gedurende hun hele tocht.

37. Maar als de wolk niet opsteeg, braken ze niet op, tot de dag dat hij opsteeg.

38. Want overdag rustte de wolk van de Heer op de tabernakel en 's nachts het vuur, zichtbaar voor het hele volk Israël, gedurende hun hele tocht.