Logo
🔍

Ezechiël 12 VB

« Ezechiël beeldt de ballingschap uit

1. Hierna kwam het woord van de Heer tot mij:

2. "Mensenzoon, je woont te midden van een opstandig volk, dat wel ogen heeft om te zien, maar niet ziet; en dat oren heeft om te horen, maar niet luistert. Het is immers een opstandig volk.

3. Mensenzoon, verzamel daarom de bagage die een balling mee zou nemen. Vertrek daarmee overdag, voor hun ogen, en ga van je woonplaats naar een andere plaats, voor hun ogen. Misschien zullen ze het begrijpen, hoewel ze een opstandig volk zijn.

4. Breng voor hun ogen overdag je bagage naar buiten, alles wat een balling mee zou nemen. Vertrek dan 's avonds als een balling, voor hun ogen, zoals ballingen vertrekken.

5. Maak voor hun ogen een gat in de omheining en draag daardoor je bagage naar buiten.

6. Wanneer het donker is geworden, moet je voor hun ogen het pak op je schouders hijsen en door het gat naar buiten gaan. Bedek je gezicht, zodat je het land niet ziet. Want Ik gebruik jou als een teken voor het huis van Israël."

7. Ik deed precies wat mij bevolen was: overdag bracht ik alles naar buiten wat een balling als bagage mee zou nemen, 's avonds maakte ik met mijn handen een gat in de omheining, en toen het donker werd, hees ik voor hun ogen het pak op mijn schouders en vertrok door het gat.

8. 's Morgens kwam het woord van de Heer tot mij:

9. "Mensenzoon, het huis van Israël, dat opstandige volk, heeft je toch gevraagd: 'Wat ben je aan het doen?'

10. Antwoord hen: Dit zegt de Heer Heer: Deze boodschap betreft de koning in Jeruzalem, het hele huis van Israël, allen die in deze stad wonen.

11. Zeg: Ik ben voor jullie een teken. Hetzelfde wat ik gedaan heb, zal met hen gedaan worden: ze zullen worden weggevoerd in ballingschap.

12. De koning die bij hen is zal in het donker een pak op zijn schouders hijsen en naar buiten gaan. Ze zullen een gat in de stadsmuur maken waardoor hij kan vertrekken. Hij zal zijn gezicht bedekken, opdat zijn ogen het land niet zien.

13. En dan zal Ik mijn net over hem werpen, zodat hij erin gevangen wordt. Ik zal hem naar Babylonië brengen, het land van de Chaldeeën. Hij zal dat land echter niet zien, hoewel hij er zal sterven.#12:13 zie 2 Kon 25:1-7 | Jer 39:1-6

14. Allen die hem met hun hulp terzijde staan en al zijn troepen zal Ik in alle windrichtingen verspreiden. En achter hen zal Ik het zwaard trekken.

15. Wanneer Ik hen onder alle volken verspreid en over alle landen uitstrooi, zullen ze weten dat Ik de Heer ben.

Ezechiël beeldt de angst en de wanhoop uit

16. Maar Ik zal van hen een klein aantal overlaten dat ontkomt aan het zwaard, de honger en de pest, opdat zij aan de volken waar ze komen hun gruweldaden zullen bekendmaken en zullen weten dat Ik de Heer ben."

17. Daarna kwam het woord van de Heer tot mij:

18. "Mensenzoon, eet bevend je brood en drink sidderend van ontzetting water.

19. Zeg tegen de bevolking van het land: Dit zegt de Heer Heer over de bevolking van Jeruzalem en van het land Israël: ze zullen vol vrees hun brood eten en vol ontzetting water drinken, omdat hun land van alle overvloed zal worden beroofd vanwege de gewelddaden van de hele bevolking.

God zal zijn woord vervullen

20. De bewoonde steden zullen worden verwoest en het land zal een wildernis worden. Jullie zullen weten dat Ik de Heer ben."

21. Opnieuw kwam het woord van de Heer tot mij:

22. "Mensenzoon, wat is dat voor een spreekwoord dat jullie in Israël gebruiken? 'De tijd verstrijkt en geen enkel visioen wordt vervuld.'

23. Zeg daarom tegen hen: Dit zegt de Heer Heer: Ik zal aan dat spreekwoord een eind maken, het zal niet meer worden gebruikt in Israël. Zeg tegen hen: De tijd is gekomen, het woord van elk visioen wordt nu vervuld!

24. Er zal in het huis van Israël geen vals visioen meer zijn en geen vleiende voorspelling meer worden uitgesproken.

25. Want Ik, de Heer, zal spreken. Het woord dat Ik spreek zal worden uitgevoerd en niet meer worden uitgesteld. Want nog tijdens jullie leven, opstandig volk, zal Ik een woord spreken en het ten uitvoer brengen, zegt de Heer Heer."

26. Ook kwam dit woord van de Heer tot mij:

27. "Mensenzoon, zie, het huis van Israël zegt: 'Het visioen dat hij ziet, betreft een tijd die nog ver weg is. Hij profeteert over de verre toekomst.'

28. Zeg daarom tegen hen: Dit zegt de Heer Heer: Geen van mijn woorden zal nog uitgesteld worden. Het woord dat Ik gesproken heb, zal worden uitgevoerd, zegt de Heer Heer."

»