Ezechiël 19 EBV24
1. “Jij, hef een klaaglied aan over de vorsten van Israël
2. en zeg: ‘Hoe lag je moeder als een leeuwin tussen de leeuwinnen. te midden van de jonge leeuwen bracht zij haar welpen groot!
3. Zij voedde één van haar welpen op. Hij werd een jonge leeuw, die leerde om zijn prooi te verscheuren, zelfs mensen at hij op.
4. Toen de volken dit hoorden, werd hij gevangen in hun valkuil en zij leidden hem met haken in zijn neus naar het land Egypte.
5. Toen zij zag dat haar hoop vervlogen en verloren was gegaan, nam zij één van haar welpen en maakte er een jonge leeuw van.
6. Deze liep rond onder de leeuwen, hij werd een jonge leeuw, die leerde om zijn prooi te verscheuren, zelfs mensen at hij op.
7. Hij schond hun weduwen, hij verwoestte hun steden, zodat het land en alles wat erin was verstomde door het geluid van zijn gebrul.
8. De volken uit de omliggende landen stelden zich tegen hem op en spreidden hun net over hem uit, in hun valkuil werd hij gevangen.
9. Zij sloten hem op in een kooi met haken in zijn neus om hem naar de koning van Babel te brengen. Zij brachten hem binnen de vestingen, zodat zijn stem niet meer gehoord werd op de bergen van Israël.’”
10. “Tijdens je rust was je moeder als een wijnstok, geplant aan waterstromen. Vruchtbaar en rijk vertakt was zij door de vele wateren.
11. Zij kreeg sterke takken, die uitgroeiden tot scepters van heersers. De stam van één ervan schoot omhoog tussen de wolken en door zijn hoogte was hij goed te zien met zijn vele takken.
12. Maar door een vlaag van woede werd hij uitgerukt en ter aarde geworpen. De oostenwind verdroogde zijn vrucht, zijn sterke takken braken af en verdroogden, het vuur verteerde ze.
13. Nu is hij geplant in een woestijn, in een dor en dorstig land.
14. Van een sterke tak tussen zijn ranken ging er vuur uit, dat zijn vrucht verteerde, zodat er geen sterke tak meer aan hem zit, geen scepter meer om te heersen.” Dit is een klaaglied en het zal werkelijk een klaaglied worden.