Ezechiël 25 EBV24
1. Het woord van de HEERE kwam tot mij en het luidde:
2. “Mensenkind, richt je blik op de zonen van Ammon en profeteer tegen hen.
3. Zeg tegen de zonen van Ammon: ‘Luister naar het woord van mijn Heer, de HEERE! Zo zegt mijn Heer, de HEERE: Omdat je ‘Haha!’ gezegd hebt over mijn Heiligdom, toen het ontwijd werd, en over het land Israël, toen het verwoest werd, en over het huis van Juda, toen het in ballingschap ging,
4. daarom, zie, Ik zal jou, land van Ammon, als erfdeel in bezit geven aan hen die uit het oosten komen en zij zullen hun tentenkampen bij je opzetten en hun woningen bij je plaatsen. Zij zullen je vruchten eten en je melk opdrinken.
5. Ik zal Rabba tot een rustplaats voor kamelen maken en het land van de zonen van Ammon tot een rustige weide voor schapen en geiten en jullie zullen weten, dat Ik de HEERE ben.’”
6. “Want zo zegt mijn Heer, de HEERE: ‘Omdat je de handen tegen elkaar geslagen hebt en van vreugde met de voet gestampt hebt en vol hoogmoed zielsblij geweest bent over het grondgebied van Israël,
Profetie tegen Moab7. daarom, zie, Ik zal mijn hand tegen je uitstrekken en je als buit aan de volken geven en Ik zal je uit de volken uitroeien en je uit de landen wegvagen. Ik zal je vernietigen en je zult weten, dat Ik de HEERE ben.’”
8. “Zo zegt mijn Heer, de HEERE: ‘Omdat Moab en Seïr zeggen: Zie, het huis van Juda is net als alle volken!,
9. zie, daarom zal Ik de voorflanken van Moab openleggen, vanaf de steden, vanaf zijn meest afgelegen steden, het sieraad van het land: Beth-Jesimoth, Baäl-Meon en Kirjathaïm.
10. Ik zal die als erfdeel aan de zonen van het oosten geven met het land van de zonen van Ammon erbij, opdat men onder de volken niet meer aan de zonen van Ammon zal denken.
Profetie tegen Edom11. Ik zal oordelen over Moab brengen en zij zullen weten, dat Ik de HEERE ben.’”
12. “Zo zegt mijn Heer, de HEERE: ‘Omdat Edom puur uit wraak tegen het huis van Juda gehandeld heeft en het zware schuld op zich geladen heeft door zich op hen te wreken,
13. daarom, zo zegt mijn Heer, de HEERE, zal Ik mijn hand uitstrekken tegen Edom en mens en dier daaruit uitroeien en Ik zal het tot een puinhoop maken vanaf Teman en tot aan Dedan toe zullen zij door het zwaard vallen.
Profetie tegen de Filistijnen14. Ik zal Mij wreken op Edom door de hand van mijn volk Israël en zij zullen tegen Edom optreden overeenkomstig mijn toorn en overeenkomstig mijn hevige woede. Zo zullen zij mijn wraak leren kennen!’, spreekt mijn Heer, de HEERE.”
15. “Zo zegt mijn Heer, de HEERE: ‘Omdat de Filistijnen uit wraak gehandeld hebben en uit eigen hoogmoed wraak genomen hebben om, gedreven door eeuwige vijandschap, te vernietigen,
16. daarom, zo zegt mijn Heer, de HEERE: Zie, Ik strek mijn hand uit tegen de Filistijnen, Ik zal de Keretieten uitroeien en het overblijfsel aan de kust van de zee ombrengen.
17. Grote wraakoordelen met heftige straffen zal ik over hen brengen en zij zullen weten, dat Ik de HEERE ben, als Ik mijn wraak onder hen ten uitvoer breng.’”