Logo
🔍

Ezra 1 EBV24

Het bevel van Kores, de koning van Perzië

1. In het eerste jaar van Kores, de koning van Perzië, wekte de HEERE, opdat het woord van de HEERE uit de mond van Jeremia in vervulling zou gaan, de geest van Kores, de koning van Perzië, op om in woord en ook in geschrift het volgende door zijn hele koninkrijk bekend te maken:

2. “Zo zegt Kores, de koning van Perzië: ‘De HEERE, de GOD van de hemelen, heeft mij alle koninkrijken van de aarde gegeven en Hij heeft mij opgedragen een Huis voor Hem te bouwen in Jeruzalem, dat in Juda ligt.

3. Wie van jullie deel uitmaakt van heel zijn volk, mag zijn GOD met hem zijn en laat hij optrekken naar Jeruzalem dat in Juda ligt om het Huis van de HEERE, de GOD van Israël, te bouwen. Hij is de GOD die in Jeruzalem woont.

4. Ieder die nog achtergebleven is, in welke plaats hij ook maar als vreemdeling verblijft, moet worden voortgeholpen door de mannen van zijn woonplaats met zilver, met goud, met goederen en met vee, en dat naast de vrijwillige gave voor het Huis van GOD dat in Jeruzalem is.’”

5. Toen stonden de hoofden onder de vaderen van de families van Juda en Benjamin op en ook de priesters en de Levieten en iedereen van wie GOD de geest daartoe opwekte om op te trekken voor de bouw van het Huis van de HEERE die in Jeruzalem woont.

6. Allen die om hen heen woonden, overhandigden hen ter ondersteuning zilveren voorwerpen, goud, goederen, vee en kostbaarheden, naast alles wat vrijwillig gegeven werd.

7. Koning Kores liet de voorwerpen van het Huis van de HEERE te voorschijn halen, die Nebukadnezar uit Jeruzalem had meegenomen en in het huis van zijn god had opgesteld.

8. Kores, de koning van Perzië, liet ze te voorschijn halen onder leiding van Mithredath, de schatbewaarder, die ze uittelde voor Sesbazar, de overste van Juda.

9. Dit zijn de aantallen ervan: dertig gouden schalen, duizend zilveren schalen, negenentwintig messen,

10. dertig gouden bekers, vierhonderdtien andersoortige zilveren bekers en nog duizend andere voorwerpen.

11. Alle voorwerpen van goud en van zilver samen, dat waren er vijfduizend vierhonderd. Deze werden allemaal door Sesbazar meegevoerd, toen de ballingen van Babel naar Jeruzalem werden gebracht.

»