Logo
🔍

Genesis 11 EBV24

« De toren van Babel

1. De hele aarde was één van taal en één van spraak.

2. Toen zij vanuit het oosten opbraken, vonden zij een laagvlakte in het land Sinear en daar bleven zij wonen.

3. Zij zeiden tegen elkaar: “Kom, laten we grote kleiblokken maken en die heel goed bakken!” Zo werden de kleiblokken voor hen tot stenen en teer diende hen als leem.

4. Toen zeiden zij: “Kom, laten we een stad bouwen en een toren waarvan de top tot in de hemel reikt en laten we ons een naam maken, opdat wij niet over heel de aarde verspreid zullen worden!”

5. Toen daalde de HEERE neer om de stad en de toren die de mensenkinderen aan het bouwen waren, te bekijken.

6. De HEERE zei: “Zie, het is één volk en zij allen hebben één taal. Dit is nog maar het begin van hun doen. Nu zal niets meer onmogelijk voor hen zijn van alles wat ze van plan zijn te doen.

7. Kom, laten Wij neerdalen en daar hun taal verwarren, zodat ieder de taal van zijn naaste niet meer zal begrijpen.”

8. De HEERE verstrooide hen vandaar over heel de aarde en zij hielden op met de bouw van de stad.

De nakomelingen van Sem

9. Zo heeft de stad de naam ‘Babel’ gekregen, want daar heeft de HEERE de taal van heel de aarde verward en vandaar heeft de HEERE hen over heel de aarde verstrooid. Dit zijn de geboortegeschiedenissen van Sem.

10. Toen Sem honderd jaar was, verwekte hij Arfachsad, twee jaar na de vloed.

11. Nadat hij Arfachsad verwekt had, leefde Sem nog vijfhonderd jaar en hij verwekte zonen en dochters.

12. Toen Arfachsad vijfendertig jaar geleefd had, verwekte hij Selah.

13. Nadat hij Selah verwekt had, leefde Arfachsad nog vierhonderddrie jaar en hij verwekte zonen en dochters.

14. Toen Selah dertig jaar geleefd had, verwekte hij Heber.

15. Nadat hij Heber verwekt had, leefde Selah nog vierhonderddrie jaar en hij verwekte zonen en dochters.

16. Toen Heber vierendertig jaar geleefd had, verwekte hij Peleg.

17. Nadat hij Peleg verwekt had, leefde Heber nog vierhonderddertig jaar en hij verwekte zonen en dochters.

18. Toen Peleg dertig jaar geleefd had, verwekte hij Rehu.

19. Nadat hij Rehu verwekt had, leefde Peleg nog tweehonderdnegen jaar en hij verwekte zonen en dochters.

20. Toen Rehu tweeëndertig jaar geleefd had, verwekte hij Serug.

21. Nadat hij Serug verwekt had, leefde Rehu nog tweehonderdzeven jaar en hij verwekte zonen en dochters.

22. Toen Serug dertig jaar geleefd had, verwekte hij Nahor.

23. Nadat hij Nahor verwekt had, leefde Serug nog tweehonderd jaar en hij verwekte zonen en dochters.

24. Toen Nahor negenentwintig jaar geleefd had, verwekte hij Terah.

25. Nadat hij Terah verwekt had, leefde Nahor nog honderdnegentien jaar en hij verwekte zonen en dochters.

26. Toen Terah zeventig jaar geleefd had, verwekte hij Abram, Nahor en Haran. Dit zijn de geboortegeschiedenissen van Terah.

27. Terah verwekte Abram, Nahor en Haran, en Haran verwekte Lot.

28. Haran stierf in het bijzijn van zijn vader Terah in zijn geboorteland, in Ur van de Chaldeeën.

29. Abram en Nahor namen zich vrouwen. De naam van Abrams vrouw was Sarai en de naam van Nahors vrouw was Milka, een dochter van Haran, de vader van Milka en de vader van Jiska.

30. Sarai was onvruchtbaar, zij had geen kind.

31. Terah nam Abram, zijn zoon, en Lot, Harans zoon, de zoon van zijn zoon, en Sarai, zijn schoondochter, de vrouw van zijn zoon Abram, en samen trokken zij weg uit Ur van de Chaldeeën om naar het land Kanaän te gaan. Zij kwamen tot aan Haran en daar bleven zij wonen.

32. Toen Terah tweehonderdvijf jaar was, stierf Terah in Haran.

»