Logo
🔍

Genesis 14 VB

« Abram redt Lot

1. In de tijd dat koning Amrafel van Sinear, koning Arjoch van Ellassar, koning Kedorlaomer van Elam en koning Tideal van Goïm heersten,

2. brak er strijd uit tussen hen en koning Bera van Sodom, koning Birsa van Gomorra, koning Sinab van Adama, koning Semeber van Zeboïm en de koning van Bela, dat is het huidige Zoar.

3. Deze laatsten trokken gezamenlijk op naar het Siddimdal, dat is de huidige Zoutzee.

4. Twaalf jaar lang waren ze onderworpen aan Kedorlaomer, maar in het 13e jaar kwamen ze in opstand.

5. Daarom rukte Kedorlaomer in het 14e jaar op, samen met de koningen die zich bij hem hadden aangesloten. Ze versloegen de Refaïeten in Asterot-Karnaïm, de Zuzieten in Ham, de Emieten in Schave-Kirjataïm

6. en de Horieten in het bergland waar ze woonden, het Seïrgebergte, tot aan de Paranvlakte die aan de woestijn grenst.

7. Daarna keerden ze terug en kwamen bij En-Mispat, dat is het huidige Kades, en veroverden het hele land van de Amalekieten en de Amorieten die in Hazezon-Tamar woonden.

8. Toen trok de koning van Sodom ten strijde, samen met de koning van Gomorra, de koning van Adama, de koning van Zeboïm en de koning van Bela, het huidige Zoar. Ze stelden zich in slagorde op in het Siddimdal en streden

9. tegen koning Kedorlaomer van Elam, koning Tideal van Goïm, koning Amrafel van Sinear en koning Arjoch van Ellassar – vijf koningen tegen vier.

10. Nu waren er in het Siddimdal veel pekbronnen. De koningen van Sodom en Gomorra sloegen op de vlucht en kwamen daarbij in de pekbronnen terecht. De anderen vluchtten naar de bergen.

11. Hun tegenstanders namen alle goederen en al het vee van Sodom en Gomorra mee als buit, evenals alle voedselvoorraden. Daarna trokken ze weg.

12. Ook Abrams neef Lot namen ze mee, met alles wat hij bezat. Lot woonde namelijk in Sodom.

13. Een vluchteling liet dit weten aan de Hebreeër Abram, die zich gevestigd had bij de eiken van de Amoriet Mamre, de broer van Eskol en Aner, Abrams bondgenoten.

14. Toen Abram hoorde dat zijn neef gevangengenomen was, bewapende hij alle mannen die in zijn huis waren geboren en die geoefende krijgers waren, 318 man, en zette de achtervolging in, tot aan Dan toe.

15. 's Nachts viel hij met zijn manschappen van verschillende kanten tegelijk aan, versloeg het leger van Kedorlaomer en achtervolgde het tot aan Hoba, ten noorden van Damaskus.

16. Hij heroverde alle buitgemaakte bezittingen. Ook zijn neef Lot en zijn bezittingen bracht hij mee terug, evenals alle meegevoerde vrouwen en mannen.

17. Toen Abram terugkeerde van zijn overwinning op Kedorlaomer en de koningen die zich bij hem aangesloten hadden, kwam de koning van Sodom hem tegemoet in het Schavedal, dat is het Koningsdal.

18. En Melchizedek, de koning van Salem, bracht Abram brood en wijn. Hij was priester van God, de Allerhoogste.

19. Hij zegende Abram en zei: "Abram, wees gezegend met de zegen van God, de Allerhoogste, die hemel en aarde bezit.

20. Geprezen is God, de Allerhoogste, die je vijanden aan jou heeft uitgeleverd." En Abram gaf hem van alles een tiende deel.

21. De koning van Sodom zei tegen Abram: "Geef mij de mensen, de bezittingen mag je houden."

22. Maar Abram antwoordde: "Ik zweer bij de Heer, bij God, de Allerhoogste, die hemel en aarde bezit,

23. dat ik nog geen draad of schoenriem van u zal aannemen, opdat u niet kunt zeggen: 'Ík heb Abram rijk gemaakt.'

24. Nee, ik wil niets hebben, behalve een vergoeding voor het voedsel dat de jongemannen gebruikt hebben en een beloning voor deze mannen die met mij meegegaan zijn: Aner, Eskol en Mamre. Laat hen hun deel van de buit meenemen."

»