Logo
🔍

Genesis 15 VB

« Gods verbond met Abram

1. Na deze gebeurtenissen kwam het woord van de Heer tot Abram in een visioen: "Wees niet bang, Abram, Ik ben je schild, je zeer grote beloning."

2. Abram antwoordde: "Heer Heer, waarom zou U mij iets geven, want ik zal immers kinderloos sterven en deze Eliëzer uit Damaskus erft al mijn bezit.

3. U hebt mij geen nakomeling gegeven, daarom zal mijn knecht mijn erfgenaam zijn."

4. Maar het antwoord van de Heer kwam tot hem: "Niet hij zal je erfgenaam zijn, maar een man die uit jouzelf voortgekomen is zal je erfgenaam zijn."

5. Daarna bracht Hij hem naar buiten en zei: "Kijk omhoog naar de hemel en tel de sterren als je kunt." Vervolgens zei Hij tegen hem: "Zo talrijk zal je nageslacht zijn."

6. En Abram geloofde de Heer en Hij rekende hem dat toe als rechtvaardigheid.

7. Daarna zei de Heer hem: "Ik ben de Heer, die jou uit Ur in het land van de Chaldeeën wegleidde om je dit land in bezit te geven."

8. Abram antwoordde: "Heer Heer, waaraan zal ik zeker weten dat ik het in bezit zal krijgen?"

9. Hij zei tegen hem: "Breng Mij een driejarige koe, een driejarige geit, een driejarige ram, een tortelduif en een jonge gewone duif."

10. Abram bracht Hem al deze dieren, sneed ze doormidden en legde van elk dier de helften tegenover elkaar. Maar de vogels sneed hij niet doormidden.

11. Er streken roofvogels neer op de kadavers, maar Abram verjoeg ze.

12. Toen de zon bijna onderging, viel Abram in een diepe slaap. Het werd aardedonker om hem heen en grote vrees overviel hem.

13. De Heer zei tegen Abram: "Je moet weten dat je nakomelingen als vreemdelingen zullen wonen in een land dat niet het hunne is. Ze zullen dat volk dienen en dat volk zal hen 400 jaar onderdrukken.

14. Maar Ik zal rechtspreken over het volk dat ze moeten dienen en daarna zullen ze er met zeer veel bezittingen uit wegtrekken.

15. Jij zult in vrede bij je voorouders te ruste gaan en pas op hoge leeftijd begraven worden.

16. De vierde generatie zal hier terugkeren, want pas dan zullen de Amorieten zo veel kwaad bedreven hebben dat de maat vol is."

17. Op het moment dat de zon onderging en het donker werd, was er plotseling een rokende oven en een brandende fakkel die tussen de stukken door ging.

18. Zo sloot de Heer die dag een verbond met Abram met de woorden: "Dit land, vanaf de Beek van Egypte tot aan de grote rivier de Eufraat, geef Ik aan jouw nakomelingen:

19. het gebied van de Kenieten, de Kenizieten, de Kadmonieten,

20. de Hetieten, de Perezieten, de Refaïeten,

21. de Amorieten, de Kanaänieten, de Girgasieten en de Jebusieten."

»