Logo
🔍

Genesis 17 VB

« Een nieuwe naam voor Abram

1. Toen Abram 99 jaar was, verscheen de Heer aan hem en zei: "Ik ben God, de Almachtige. Wandel in gehoorzaamheid aan Mij en leef oprecht.

2. Ik zal met jou een verbond sluiten en Ik zal je nageslacht uitermate talrijk maken."

3. Abram wierp zich neer. En God zei tegen hem:

4. "Ik sluit met jou een verbond. Je zult vader van vele volken worden.

5. Je zult niet langer Abram heten, maar Abraham, want Ik heb jou tot vader van vele volken gemaakt.

6. Ik zal je bijzonder vruchtbaar maken, volken zullen uit je ontstaan en koningen zullen uit je voortkomen.

7. Ik sluit mijn verbond met jou en met je nakomelingen, alle volgende generaties. Het is een eeuwig verbond, waarbij Ik de God zal zijn van jou en van al je nakomelingen.

Instelling van de besnijdenis

8. Het land waarin je nu als vreemdeling rondtrekt, het hele land Kanaän, zal voor eeuwig in bezit zijn van jou en je nakomelingen, en Ik zal hun God zijn."

9. Ook zei God tegen Abraham: "Jij moet je aan het verbond houden dat Ik met je gesloten heb, evenals al je nakomelingen, van generatie op generatie.

10. Dit is waaraan jullie je moeten houden in het verbond dat Ik met jou en je nageslacht sluit: allen van het mannelijk geslacht moeten besneden worden.

11. Jullie moeten je voorhuid wegsnijden; dat is voor jullie het teken van mijn verbond met jullie.

12. Elk mannelijk kind van acht dagen oud moet besneden worden. Dit geldt voor alle generaties, en niet alleen voor al je mannelijke nakomelingen, maar ook voor de slaven die bij jullie worden geboren of door jullie van vreemdelingen worden gekocht.

13. Iedereen die bij jullie wordt geboren of door jullie wordt gekocht, moet besneden worden. Zo zal mijn verbond in jullie lichaam zichtbaar zijn, een eeuwig verbond.

14. Een man die niet besneden is, dus bij wie de voorhuid niet is weggesneden, moet uit zijn familie verdelgd worden, omdat hij mijn verbond verbroken heeft."

15. Tenslotte zei God tegen Abraham: "Noem je vrouw niet langer Saraï, maar Sara.

16. Want Ik zal haar zegenen en jou ook uit haar een zoon geven. Ja, Ik zal haar zegenen, zodat ze de moeder van volken zal worden. Koningen van volken zullen uit haar voortkomen."

17. Toen wierp Abraham zich neer, maar hij lachte in zichzelf en dacht: "Zou een 100-jarige dan nog een kind krijgen? Zou Sara met haar 90 jaar dan nog een kind ter wereld brengen?"

18. En Abraham zei tegen God: "Ach Heer, laat Ismaël toch onder uw zegen leven!"

19. God antwoordde: "Luister goed: je vrouw Sara zal jou een zoon schenken. Je moet hem Izaäk noemen. Met hem zal Ik mijn verbond sluiten, een eeuwig verbond, dat ook voor zijn nageslacht geldt.

20. Wat Ismaël betreft: Ik zal doen wat je gevraagd hebt. Zie, Ik zegen hem en zal hem vruchtbaar maken en hij zal tot een zeer groot volk worden. Twaalf stamhoofden zullen uit hem ontstaan. Ik zal hem tot een groot volk maken.

21. Maar mijn verbond sluit Ik met Izaäk, de zoon die Sara je over een jaar rond deze tijd zal schenken."

22. Toen was Hij uitgesproken en God ging bij Abraham vandaan.

23. Op dezelfde dag dat God met hem gesproken had, besneed Abraham zijn zoon Ismaël, iedereen die tot zijn familie behoorde en alle slaven die hij gekocht had, kortom, allen van het mannelijk geslacht die bij het huis van Abraham hoorden.

24. Abraham was 99 jaar toen hij besneden werd,

25. zijn zoon Ismaël was 13 jaar toen hij besneden werd.

26. Abraham en zijn zoon Ismaël werden op een en dezelfde dag besneden.

27. Ook alle mannen die bij zijn huis hoorden, werden diezelfde dag besneden, zowel degenen die in zijn huis geboren waren als degenen die van vreemdelingen waren gekocht.

»