Logo
🔍

Genesis 2 BB

« God maakt alles (vervolg)

1. Zo maakte God de hemel en de aarde en alles wat daarop leeft en groeit.

2. Op de zevende dag was alles af en maakte God niets meer. Op de zevende dag rustte God uit van al zijn werk.

3. God zegende de zevende dag en maakte er een heilige dag van, omdat Hij toen uitrustte van het maken van de hemel en de aarde.

De tuin van Eden

4. Zo zijn de hemel en de aarde ontstaan. Zo heeft de Heer God de hemel en de aarde gemaakt.

5. In het begin waren er nog helemaal geen struiken op de aarde. Er groeide zelfs geen gras. Want de Heer God had het nog niet laten regenen. Er was ook nog niemand om de grond te bewerken.

6. Er steeg damp op uit de aarde. Die damp zorgde ervoor dat de grond vochtig bleef.

7. Toen de Heer God de hemel en de aarde maakte, maakte Hij ook de mens. Hij maakte hem van het stof van de aarde en blies de levensadem in zijn neus. Zo werd de mens een levend wezen.

8. Ook maakte de Heer God een tuin in Eden (= 'prachtig'), in het Oosten. Daar zette Hij de mens neer die Hij had gemaakt.

9. Ook zorgde de Heer God ervoor dat daar allerlei bomen groeiden. Prachtige bomen met heerlijke vruchten. Midden in de tuin stonden de boom van eeuwig leven en de boom van kennis van goed en kwaad.

10. In de tuin van Eden was de bron van een rivier, die de tuin vochtig hield. Deze rivier splitst zich in vier andere rivieren.

11. De eerste rivier heet de Pison. Hij stroomt om het hele land Havila heen, waar goud wordt gevonden.

12. Dat goud is heel zuiver. Verder vind je daar ook balsemhars en sardonyx.

13. De tweede rivier is de Gihon. Hij stroomt om het hele land Ethiopië heen.

14. De derde rivier is de Hidekel. Hij stroomt naar het oosten van Assur. De vierde rivier is de Eufraat.

15. De Heer God zette de mens in de tuin van Eden, om voor de tuin te zorgen.

16. Hij waarschuwde hem: "Je mag van alle bomen in de tuin eten zoveel je wil.

God maakt de vrouw

17. Maar je mag niet eten van de boom van kennis van goed en kwaad. Want op de dag dat je daarvan eet, zul je sterven."

18. En de Heer God zei: "Het is niet goed dat de mens alleen is. Ik zal iemand maken die bij hem past en die hem kan helpen."

19. De Heer had van het stof van de aarde alle dieren en alle vogels gemaakt. Daarna had Hij ze naar Adam (= 'mens' of 'stof') gebracht. Want Adam mocht alle dieren namen geven. En zoals Adam de dieren noemen zou, zo zouden ze voortaan heten.

20. Adam gaf aan al het vee, aan alle vogels en aan alle wilde dieren een naam. Maar hij zag er niemand bij die bij hem paste en die hem zou kunnen helpen.

21. Toen zorgde de Heer God ervoor dat Adam in een diepe slaap viel. En terwijl Adam sliep, nam Hij één van zijn ribben weg. Daarna maakte Hij die plaats weer dicht met vlees.

22. Van die rib maakte de Heer God een vrouw. Hij bracht haar naar Adam.

23. Toen zei Adam: "Dit is eindelijk iemand die bij mij past! Ze is van mijn eigen vlees en bloed gemaakt. Ik zal haar 'mannin' noemen, omdat ze uit de man gemaakt is."

24. Daarom zal een man weggaan bij zijn vader en moeder en van zijn vrouw houden en trouw aan haar zijn. Vanaf dan zijn ze één geheel.

25. En Adam en zijn vrouw waren allebei naakt, maar ze schaamden zich niet.

»