Logo
🔍

Genesis 38 VB

« De zonen van Juda

1. In diezelfde tijd verliet Juda zijn broers en ging in Adullam wonen, bij een man die Hira heette.

2. In Adullam zag Juda de dochter van de Kanaäniet Sua. Hij trouwde met haar en sliep met haar.

3. Ze werd zwanger en kreeg een zoon. Juda noemde hem Er.

4. Opnieuw werd ze zwanger en ze kreeg een zoon. Ze noemde hem Onan.

5. Ze kreeg nog een zoon en noemde hem Sela. Juda was echter in Kezib toen Sela geboren werd.

6. Juda koos voor Er, zijn eerstgeborene, een vrouw uit die Tamar heette.

7. Maar Er, Juda's eerstgeborene, was in de ogen van de Heer een slecht mens. Daarom doodde de Heer hem.

8. Daarop zei Juda tegen Onan: "Vervul je zwagerplicht en trouw met de vrouw van je broer, om ervoor te zorgen dat hij nageslacht krijgt."

9. Omdat Onan wist dat dit kind niet als zijn eigen nakomeling zou gelden, zorgde hij ervoor dat zijn zaad op de grond terechtkwam wanneer hij met haar sliep. Hij wilde niet dat zijn broer nageslacht zou krijgen.

10. Wat hij deed was kwaad in de ogen van de Heer en daarom doodde Hij ook hem.

Juda en Tamar

11. Toen zei Juda tegen zijn schoondochter Tamar: "Nu je weduwe bent moet je maar bij je vader gaan wonen tot mijn zoon Sela volwassen is." Want hij dacht: "Anders sterft hij ook, net als zijn broers." Zo ging Tamar weer bij haar vader wonen.

12. Na geruime tijd stierf Juda's vrouw, de dochter van Sua. Nadat de rouwtijd voorbij was, ging hij naar Timna, naar zijn schaapscheerders, samen met zijn vriend Hira uit Adullam.

13. Toen men Tamar vertelde dat haar schoonvader naar Timna was vertrokken om zijn schapen te scheren,

14. deed ze haar weduwekleed uit, deed een sluier om en sloeg die voor haar gezicht. Zo ging ze bij de zijweg naar Enaïm zitten, aan de weg naar Timna. Ze had namelijk gezien dat Sela inmiddels volwassen geworden was, maar Juda had haar niet aan hem tot vrouw gegeven.

15. Toen Juda haar zag, hield hij haar voor een hoer, omdat ze haar gezicht had bedekt.

16. Hij liep naar haar toe en zei tegen haar: "Kom, ik wil met je mee," want hij wist niet dat ze zijn schoondochter was. Ze vroeg: "Wat wilt u me ervoor betalen?"

17. Hij zei: "Ik zal je een geitenbokje van de kudde laten brengen." Ze antwoordde: "Als ik dan maar wel een onderpand krijg tot het bokje gebracht is."

18. "Wat moet ik je als onderpand geven?" vroeg Juda. Ze antwoordde: "Uw zegelring, uw ketting en de staf die u in uw hand houdt." Hij gaf ze haar en had gemeenschap met haar. Ze werd zwanger van hem.

19. Ze ging naar huis terug, deed de sluier af en trok haar weduwekleed weer aan.

20. Juda liet zijn vriend uit Adullam het geitenbokje naar de vrouw brengen om het onderpand terug te krijgen, maar hij kon haar niet vinden.

21. Hij vroeg bij de mensen in de omgeving daar: "Waar is dat hoertje dat bij Enaïm langs de weg zat?" Maar ze zeiden: "Er is hier geen hoer geweest."

22. Hij ging naar Juda terug en zei: "Ik heb haar niet kunnen vinden en de mensen daar zeggen dat er geen hoer geweest is."

Tamar is in verwachting

23. Toen zei Juda: "Laat ze het onderpand dan maar houden, want anders staan we voor gek. Ik heb haar het bokje wel willen sturen, maar je hebt haar nu eenmaal niet kunnen vinden."

24. Ongeveer drie maanden later vertelde men Juda: "Je schoondochter Tamar is met een man naar bed geweest, want ze is zwanger!" Juda zei: "Sleep haar naar buiten! Ze moet verbrand worden!"

25. Toen ze haar meesleurden, stuurde ze iemand naar haar schoonvader met de boodschap: "Ik ben zwanger van de eigenaar van deze voorwerpen. Kijk eens: van wie zijn deze zegelring, deze ketting en deze staf?"

26. Juda herkende ze en zei: "Zij staat in haar recht, niet ik, omdat ik haar niet aan mijn zoon Sela heb gegeven." En Juda had geen gemeenschap meer met haar.

27. Toen Tamar bevallen moest, bleek dat ze zwanger was van een tweeling.

28. Tijdens de bevalling stak een van de kinderen een handje naar buiten. De vroedvrouw bond een rode draad om het handje en zei: "Deze is het eerst gekomen."

29. Maar hij trok zijn hand weer naar binnen en zijn broer kwam tevoorschijn. Ze zei: "Wat ben jij een doorzetter! Het is je gelukt om door te breken." Daarom noemde ze hem Perez.

30. Daarna kwam zijn broer, die de rode draad om zijn hand had. Hem noemden ze Zera.

»