Genesis 40 EBV24
1. Hierna zondigden de schenker en de bakker van de koning van Egypte tegen hun heer, de koning van Egypte.
2. De farao werd heel kwaad op zijn beide hofdienaren, op de overste van de schenkers en op de overste van de bakkers.
3. Hij leverde hen over ter bewaring in het huis van de overste van de lijfwachten, in de gevangenis, de plaats waar Jozef vastzat.
4. De overste van de lijfwacht stelde Jozef bij hen aan en hij zorgde voor hen en zo waren zij geruime tijd in hechtenis.
5. Ze hadden beiden een droom, elk van hen had in dezelfde nacht een droom met een eigen betekenis, zowel de schenker als de bakker van de koning van Egypte die gevangen zaten in het huis van bewaring.
6. In de ochtend kwam Jozef bij hen. Hij keek hen aan en zag dat ze van streek waren.
7. Toen vroeg hij aan de hofdienaren van de farao, die bij hem in hechtenis waren in het huis van zijn heer: “Waarom staan jullie gezichten vandaag zo somber?”
8. Zij zeiden tegen hem: “Wij hebben een droom gehad, maar er is niemand om die uit te leggen.” Jozef zei tegen hen: “Zijn de uitleggingen niet aan GOD? Vertel ze toch aan mij!”
9. Toen vertelde de overste van de schenkers zijn droom aan Jozef en hij zei tegen hem: “In mijn droom zag ik een wijnstok voor mij staan.
10. Aan de wijnstok waren drie ranken. Toen hij begon uit te lopen kwam zijn bloesem op en werden zijn druiventrossen rijp.
11. De beker van de farao was in mijn hand en ik nam die druiven en perste ze uit in de beker van de farao en ik overhandigde de beker aan de farao.”
12. Toen zei Jozef tegen hem: “Dit is de uitleg ervan: de drie ranken dat zijn drie dagen.
13. Nog drie dagen, dan zal de farao je hoofd oprichten en je op je post doen terugkeren en jij zult de farao de beker overhandigen, zoals dat vroeger je plicht was, toen jij zijn schenker was.
14. Maar denk aan mij als het je goed gaat en bewijs mij toch een vriendendienst en zorg dat de farao aan mij denkt en bevrijd mij uit dit huis.
15. Want ik ben ontvoerd uit het land van de Hebreeën en ook hier heb ik niets gedaan waarvoor ze mij in de kuil voor de gevangenen zouden kunnen zetten.”
16. Toen de overste van de bakkers zag, dat hij een gunstige uitleg had gegeven, zei hij tegen Jozef: “Ook ik zag in mijn droom drie manden met wit brood op mijn hoofd.
17. In de bovenste mand zaten allerlei spijzen voor de farao, die door de bakker waren klaargemaakt, en de vogels aten uit die mand boven op mijn hoofd.”
18. Toen antwoordde Jozef en zei “Dit is de uitleg ervan: de drie manden dat zijn drie dagen.
19. Nog drie dagen dan zal de farao je met hoofd en al optrekken en je aan een boom ophangen en de vogels zullen je vlees opeten.”
20. Op de derde dag, de geboortedag van de farao, maakte hij voor al zijn dienaren een maaltijd klaar en hij richtte het hoofd van de overste van de schenkers op en het hoofd van de overste van de bakkers bevond zich te midden van zijn dienaren.
21. Hij liet de overste van de schenkers op zijn post als schenker terugkeren en deze overhandigde de beker weer aan de farao.
22. Maar de overste van de bakkers hing hij op, zoals Jozef hun had uitgelegd.
23. De overste van de schenkers dacht niet meer aan Jozef en hij vergat hem.