Logo
🔍

Genesis 8 VB

« De aarde valt weer droog

1. Maar God dacht aan Noach en alle dieren en al het vee bij hem in de ark. God liet de wind opsteken en over de aarde waaien, waardoor het water afnam.

2. Ook werden de bronnen van de waterdiepte en de sluizen van de hemel gesloten en de regen hield op.

3. Geleidelijk stroomde het water weg en zakte het. Zo begon na 150 dagen het water te zakken.

4. Op de 17de dag van de zevende maand liep de ark vast op de bergtoppen van de Ararat.

5. Het water bleef geleidelijk afnemen en op de eerste dag van de tiende maand werden de bergtoppen weer zichtbaar.

6. Na 40 dagen opende Noach het raam dat hij in de ark had gemaakt

7. en liet een raaf wegvliegen. De raaf bleef heen en weer vliegen totdat de aarde weer droog was.

8. Daarna liet Noach een duif los, om te zien of het water al was weggestroomd van de aarde.

9. Maar de duif kon nog geen plek voor haar pootjes vinden om neer te strijken en keerde terug naar Noach in de ark, omdat de hele aarde nog steeds bedekt was met water. Noach stak zijn hand uit, pakte de duif en nam haar weer bij zich in de ark.

10. Hij wachtte nog zeven dagen en liet toen de duif opnieuw uit de ark wegvliegen.

11. Tegen de avond kwam de duif bij hem terug, met een vers olijfblad in haar snavel. Daardoor wist Noach dat het water verder gezakt was.

12. Opnieuw wachtte hij zeven dagen en liet de duif weer los. Nu kwam ze niet meer bij hem terug.

13. In het 601ste jaar van Noachs leven, op de eerste dag van de eerste maand, was het water weg en werd de aarde weer droog. Noach maakte het dak van de ark open en keek rond: de aarde droogde op.

14. En op de 27ste dag van de tweede maand was de aardbodem opgedroogd.

15. Toen zei God tegen Noach:

16. "Ga de ark uit met je vrouw, je zonen en de vrouwen van je zonen.

17. Laat alle dieren die bij je zijn naar buiten gaan, alles wat leeft: de vogels, het vee en de kruipende dieren die op de aardbodem rondkruipen. Dan kunnen ze zich weer op aarde voortplanten, vruchtbaar zijn en talrijk worden op de aarde."

18. Noach ging naar buiten met zijn zonen, zijn vrouw en de vrouwen van zijn zonen.

Verbond met Noach en de aarde

19. En alle dieren, alle kruipende dieren en alle vogels verlieten de ark, alles wat op aarde leeft, alle soorten.

20. En Noach bouwde voor de Heer een altaar. Hij nam een aantal dieren van al het reine vee en van alle reine vogels en bracht daarvan een brandoffer op dat altaar.

21. En de Heer rook de aangename geur daarvan en zei bij Zichzelf: "Nooit meer zal Ik de aarde vanwege de mens vervloeken. Want alles wat een mensenhart bedenkt is nu eenmaal slecht, van jongs af aan. Nooit meer zal Ik alles wat leeft doden, zoals Ik nu heb gedaan.

22. Zolang de aarde bestaat zullen altijd zaaitijd en oogsttijd, koude en hitte, zomer en winter, en dag en nacht blijven bestaan."

»