Haggaï 1 VB
1. In het tweede regeringsjaar van koning Darius, op de eerste dag van de zesde maand, kwam het woord van de Heer, door de dienst van de profeet Haggaï,#1:1 zie Ezr 5:1 | Ezr 6:14 tot de bestuurder van Juda, Zerubbabel,#1:1 zie Ezr 2:1-2 de zoon van Sealtiël, en tot de hogepriester, Jozua, de zoon van Jozadak:
2. "Dit zegt de Heer van de hemellegers: Dit volk zegt: 'Het is nog niet de juiste tijd, het is niet de tijd om het huis van de Heer te herbouwen.' "
3. Door de dienst van Haggaï kwam het woord van de Heer:
4. "Is het voor jullie dan wel de tijd om in mooie, betimmerde huizen te wonen, terwijl dít huis in puin ligt?
5. Daarom zegt de Heer van de hemellegers: Denk na over de weg die jullie nu gaan.
6. Jullie zaaien veel, maar oogsten weinig. Jullie eten wel, maar nooit tot jullie verzadigd zijn. Jullie drinken wel, maar nooit genoeg om dronken te worden. Jullie dragen wel kleren, maar blijven niet warm. Jullie ontvangen wel loon, maar jullie ontvangen het in een buidel vol gaten.
7. Daarom zegt de Heer van de hemellegers: Denk na over de weg die jullie nu gaan!
8. Beklim het gebergte, haal hout en herbouw dit huis. Dat zal Mij vreugde geven en dan zal Ik grootgemaakt worden, zegt de Heer.
9. Jullie rekenden op veel, maar zie, het is weinig. Want wanneer jullie het thuisgebracht hadden, blies Ik het weg. Waarom? zegt de Heer van de hemellegers. Omdat mijn huis in puin ligt, terwijl jullie allemaal rennen voor je eigen huis.
10. Vanwege jullie geeft de hemel geen dauw en het land geen oogst.
De herbouw van de tempel begint11. Want Ik heb droogte ontboden over het land en de bergen, over het graan en de druiven, over de olie en alle opbrengst van de aardebodem, over mens en dier en over al het werk dat men verricht."
12. Zerubbabel, de zoon van Sealtiël, hogepriester Jozua, de zoon van Jozadak, en het gehele overblijfsel van het volk namen het woord van hun Heer God ter harte en luisterden naar de woorden van de profeet Haggaï die door hun Heer God naar hen gezonden was. Het volk werd vervuld met ontzag voor de Heer.
13. En Haggaï, de gezant van de Heer, bracht de boodschap van de Heer aan het volk over en zei: "Ik ben met jullie, zegt de Heer."
14. En de Heer spoorde Zerubbabel, de zoon van Sealtiël, de bestuurder van Juda, en de hogepriester Jozua en het gehele overblijfsel van het volk aan en ze gingen aan het werk in het huis van de Heer van de hemellegers, hun God.