Logo
🔍

Hebreeën 10 VB

« Jezus' volmaakte offer

1. De Wet, die slechts een schaduw laat zien van de komende goede dingen en niet hun ware gedaante, is niet in staat om met de offers die zonder ophouden jaar in jaar uit gebracht worden, de mensen die daaraan deelnemen volmaakt te maken.

2. Anders zou er immers vanzelf een eind zijn gekomen aan de offerdienst, doordat degenen die aan de offerdienst deelnemen geen besef van zonde meer zouden hebben nadat ze eenmaal gereinigd waren.

3. Maar nu worden door die jaarlijkse offers de zonden juist voortdurend in herinnering gebracht,

4. doordat het bloed van stieren en bokken onmogelijk de zonden kan wegnemen.

5. Daarom zegt Jezus bij zijn komst in de wereld: "U hebt geen offers en gaven verlangd; U hebt Mij een lichaam gegeven.

6. Brandoffers en zondeoffers geven U geen vreugde.

7. Daarom zei Ik: 'Zie, hier ben Ik – in de boekrol staat over Mij geschreven – om uw wil te doen, God.' "

8. Eerst zegt Hij dus: "U hebt geen offers en gaven verlangd, brandoffers en zondeoffers hebben U geen vreugde gegeven." Toch werden die gebracht volgens het voorschrift van de Wet.

9. Daarna zegt Hij: "Zie, hier ben Ik om uw wil te doen, God." Hij doet het eerste dus weg om het te vervangen door het tweede.

10. Door die wil zijn wij voor eens en altijd geheiligd door het offer van het lichaam van Jezus Christus.

11. Verder verrichten alle priesters elke dag staande de dienst en brengen telkens dezelfde offers – offers die nooit de zonden kunnen wegnemen.

12. Jezus echter heeft één offer voor de zonde gebracht en zit nu voor eeuwig aan de rechterhand van God,

13. in afwachting van het moment dat al zijn vijanden als voetenbank onder zijn voeten gelegd zullen worden.

14. Door één offer heeft Hij eeuwige volmaaktheid bewerkt voor hen die geheiligd worden.

15. Dat is ook wat de Heilige Geest getuigt.

16. Vroeger heeft Hij immers gezegd: "Dit is het verbond dat Ik in die tijd met hen zal sluiten, zegt de Heer: Ik zal mijn wetten in hun hart leggen en ze in hun verstand schrijven.

17. Aan hun overtredingen en zonden zal Ik niet meer denken."

18. Aangezien die nu vergeven zijn, is er geen offer voor de zonde meer nodig.

19. Broeders en zusters, nu kunnen we dankzij het bloed van Jezus vrijmoedig het Allerheiligste binnengaan,

20. over een nieuwe, levende weg die Hij voor ons heeft gebaand door het voorhangsel heen, namelijk zijn lichaam.

21. Omdat we zo'n machtige Hogepriester over het huis van God hebben,

22. kunnen we met een oprecht hart en vol geloofsvertrouwen tot God naderen, nu ons hart door besprenkeling#10:22 vgl Ex 24:8 is gereinigd van een slecht geweten en ons lichaam is gewassen met zuiver water.#10:22 vgl Ex 29:4 | Eze 36:4

23. Laten we daarom zonder te wankelen vasthouden aan de belijdenis van de hoop die wij hebben, want Hij die de belofte gedaan heeft, is trouw.

24. En laten we oog hebben voor elkaar, om elkaar aan te sporen tot grotere liefde en tot het doen van goede daden.

25. En laten we niet uit onze bijeenkomsten wegblijven, zoals sommigen van jullie de gewoonte hebben, maar elkaar blijven aanmoedigen, zoveel te meer omdat jullie wel zien dat de grote dag nadert.

26. Want als we willens en wetens blijven zondigen nadat we de waarheid hebben aangenomen, is er geen offer voor de zonden meer over.

27. Wat overblijft is het vreselijke vooruitzicht op het oordeel en de hitte van het vuur dat de tegenstanders zal verbranden.

28. Wie de Wet van Mozes overtreedt, wordt op het woord van twee of drie getuigen zonder genade gedood.

29. Hoeveel zwaarder straf, denken jullie, zal dan wel niet degene wachten die de Zoon van God vertrapt, het bloed van het verbond als gewoon bloed beschouwt – terwijl hij erdoor geheiligd was! – en de Geest van genade beledigt?

30. We weten immers Wie het was die zei: "Mij komt het oordeel toe, Ik zal het vergelden, zegt de Heer!" En er staat ook: "De Heer zal oordelen over zijn volk."

31. Het is verschrikkelijk in handen te vallen van de levende God!

32. Bedenk hoe het in het begin was, toen jullie in het licht gekomen waren en jullie veel lijden en strijd doormaakten,

33. deels doordat jullie ten overstaan van iedereen werden vernederd en verdrukt, deels doordat jullie meeleefden met anderen die zo behandeld werden.

34. Want jullie leefden ook mee met mij in mijn gevangenschap, en toen jullie van je bezittingen werden beroofd, hebben jullie dat met blijdschap verdragen, in de wetenschap dat jullie in de hemel een beter en blijvend bezit hebben.

35. Geef jullie vrijmoedigheid niet op, want die zal rijk worden beloond.

36. Want jullie hebben volharding nodig om de wil van God te doen en daardoor te ontvangen wat beloofd is.

37. Want "nog maar een zeer korte tijd en dan komt Hij die komen zal. Hij zal niet lang meer wegblijven.

38. En de rechtvaardige zal uit geloof leven, maar wie zich terugtrekt, geeft Mij geen vreugde."

39. Maar wij behoren niet tot degenen die zich terugtrekken en verloren gaan, maar tot degenen die geloven en zo hun leven redden.

»