Hebreeën 3 EBV24
1. Daarom, mijn heilige broeders, die geroepen zijn met een hemelse roeping, richt de blik op deze Apostel en Hogepriester van onze belijdenis, Jezus Christus,
2. die trouw is aan Hem, die Hem heeft aangesteld, zoals ook Mozes trouw was in heel zijn huis.
3. Want de heerlijkheid van deze Ene is veel groter dan die van Mozes, zoals de eer van de bouwmeester van het huis groter is dan die van zijn bouwwerk.
4. Want ieder huis wordt door iemand gebouwd, maar Hij die alles gebouwd heeft, is GOD.
5. Aan Mozes was als aan een dienaar heel het huis toevertrouwd om te getuigen van de dingen die door hem gesproken zouden worden.
6. Maar Christus gaat als de Zoon over zijn huis en zijn huis zijn wij als wij het vertrouwen en de heerlijkheid van zijn hoop tot het einde toe vasthouden.
7. Maar omdat de Heilige Geest heeft gezegd … “Vandaag als jullie zijn stem horen,
8. verhard dan jullie harten niet, zodat jullie Hem zouden tergen, zoals de opstandigen en zoals op de dag van de verzoeking in de woestijn,
9. toen jullie vaderen Mij verzochten en Mij op de proef stelden, terwijl zij veertig jaar lang mijn daden gezien hadden.
10. Daarom had Ik genoeg van dat geslacht en Ik zei: ‘Dit is een volk waarvan het hart dwaalt, mijn wegen hebben zij niet gekend!’,
11. zodat Ik in mijn toorn gezworen heb: ‘Mijn rust zullen zij niet binnengaan!’”
12. … zie er daarom op toe, mijn broeders, dat er bij niemand van jullie een boos en ongelovig hart is en jullie daardoor zouden afvallen van de levende GOD,
13. maar onderzoek jezelf iedere dag tot op de dag die genoemd wordt: ‘Vandaag!’, opdat niemand van jullie verhard wordt door de verleiding van de zonde.
14. Want wij zijn nauw met Christus verbonden als wij van het begin tot het einde vasthouden aan dit betrouwbare Verbond.
15. Zoals er dus gezegd is: “Vandaag, als jullie de klank van zijn stem horen, verhard dan jullie harten niet, zodat jullie Hem zouden tergen.”
16. Wie waren het dan die Hem hoorden en Hem tergden? Waren het niet allen die onder leiding van Mozes uit Egypte vertrokken?
17. Van wie kreeg Hij dan genoeg in die veertig jaar? Was het niet van hen die zondigden en van wie het gebeente in de woestijn neerviel?
18. En aan wie heeft Hij gezworen, dat zij zijn rust niet zouden binnengaan? Was het niet aan hen die niet gehoorzaam geweest waren?
19. Wij zien hier dus, dat zij niet konden binnengaan, omdat zij niet geloofden.