Logo
🔍

Hebreeën 9 EBV24

« De priesterdienst in de aardse Woning

1. Maar in het begin waren er voorschriften voor de dienst en er was ook een aards Heiligdom.

2. Want de voorste Woning die opgebouwd werd, waarin de kandelaar en de tafel met de toonbroden stonden, werd het Heilige genoemd.

3. Maar de binnenste Woning, achter het tweede voorhangsel, werd het Allerheiligste genoemd.

4. Daarin was het gouden reukwerkvat en de Kist van het Verbond die geheel met goud overdekt was. Daarin lag de gouden kruik, waarin het manna zat, en de staf van Aäron, die gebloeid had en de stenen tafelen van het Verbond.

5. Daarboven waren de cherubs van de heerlijkheid, die het verzoendeksel overschaduwden. Maar tijd om nu over al die dingen, die zo speciaal ontworpen waren, te spreken is er niet.

6. De priesters gingen echter altijd de buitenste Woning binnen en daar vervulden zij hun dienst.

7. Maar de hogepriester ging één keer per jaar de binnenste Woning binnen met bloed dat hij voor zichzelf en voor de dwalingen van het volk offerde.

8. Hierdoor maakte de Heilige Geest duidelijk dat er nog geen heilige weg ontsloten was, zolang de eerste Woning er nog stond.

9. Deze was een zinnebeeld voor de tijd waarin gaven en slachtoffers gebracht werden, die het geweten van hen die ze brachten, niet konden vervolmaken.

De Hogepriester in de hemelse Woning

10. Het ging slechts over voedsel en drank en over verschillende wassingen, het waren geboden betreffende het lichaam, die ingesteld waren tot de tijd van herstel van de gerechtigheid.

11. Maar Christus die gekomen is, is de Hogepriester geworden van de goede dingen die Hij heeft bewerkt. Hij is de grote en volmaakte Woning binnengegaan, die niet met handen gemaakt is en niet bestaat uit dingen die geschapen zijn.

12. Hij ging niet naar binnen met het bloed van eenjarige geiten en kalveren, maar met zijn eigen Bloed is Hij één keer het Heiligdom binnengegaan en zo heeft Hij eeuwige verlossing verworven.

13. Want als het bloed van geiten en jonge stieren en de as van de rode vaars gesprenkeld werden op hen die onrein geworden waren en dit hen heiligde en reinigde voor wat betreft hun lichaam,

14. hoeveel te meer zal het Bloed van Christus, die Zichzelf door de eeuwige Geest zonder smet aan GOD ten offer gebracht heeft, ons geweten reinigen van dode werken opdat wij de levende GOD zullen dienen!

15. Daarom is Hij de Middelaar van het Nieuwe Verbond, want door zijn dood werd Hij de verlossing voor hen die het eerste Verbond overtreden hadden, opdat zij, die tot de eeuwige erfenis geroepen zijn, de belofte zouden ontvangen.

16. Want waar een testament is, dat is een verbond, moet van de dood van de maker ervan melding worden gemaakt.

17. Want een testament is alleen van toepassing als iemand overlijdt, want zolang degene die het opgesteld heeft nog leeft, is het niet van kracht.

18. Daarom werd zelfs het eerste Verbond niet zonder bloed bevestigd.

19. Want nadat elk gebod dat in de Wet stond door Mozes aan het volk opgelegd was, nam hij het bloed van de vaars, water, scharlakenrode wol en hysop en hij sprenkelde dat over de boekrollen en over heel het volk

20. en hij zei tegen hen: “Dit is het bloed van het Verbond, dat door GOD aan jullie is opgelegd.

21. Hij sprenkelde het bloed ook over de Woning en over alle voorwerpen die bij de dienst hoorden.

22. Want alle dingen onder de Wet worden door bloed gereinigd en zonder het vergieten van bloed is er geen vergeving.

23. Het was noodzakelijk dat deze dingen, die als voorbeeld dienden van de hemelse dingen, hiermee gereinigd werden, maar de hemelse dingen met betere offers dan deze.

24. Want Christus is niet binnengegaan in het Heiligdom dat met handen gemaakt is, dat een afbeelding is van het echte, maar in de hemel zelf om voor ons voor het aangezicht van GOD te verschijnen.

25. Niet om Zichzelf vele keren te offeren, zoals de hogepriester ieder jaar het Heiligdom binnenging met bloed dat niet van hemzelf was,

26. - anders had Jezus heel vaak moeten lijden vanaf het begin van de wereld - maar nu, aan het einde van de wereld, heeft Hij Zichzelf één keer geofferd om door zijn offer de zonde teniet te doen.

27. Zoals het voor de mensen bepaald is om één keer te sterven en na hun dood geoordeeld te worden,

28. zo is ook Christus één keer geofferd en heeft Hij in zijn Wezen het slachtoffer gebracht voor de zonden van velen, maar bij de tweede keer zal Hij zonder zonden verschijnen voor het Leven van hen die Hem verwachten.

»