Logo
🔍

Jesaja 13 VB

« Gods woorden over Babel

1. De boodschap betreffende Babel, die Jesaja, de zoon van Amoz, in een visioen zag:

2. "Plaats een banier op een kale bergtop, roep op tot de strijd, steek je hand op ten teken dat ze de poorten van de edelen binnenvallen.

3. Ik heb mijn geheiligden bevel gegeven, mijn helden die zich verheugen over mijn grootheid heb Ik opgeroepen mijn toorn ten uitvoer te brengen.

4. Hoor het rumoer in de bergen, als van een groot leger, het tumult van de koninkrijken, van de volken die zich aaneen hebben gesloten: de Heer van de hemellegers monstert zijn leger.

5. Ze komen uit een ver land, van het andere einde onder de hemel: de Heer met de werktuigen van zijn toorn, om dat hele land te verwoesten.

6. Weeklaag, want de dag van de Heer is nabij, de dag van verwoesting door de Almachtige.

7. Daarom zullen de handen van de mensen beven en hun hart zal sidderen van vrees.

8. Ze worden overvallen door angst, door pijnen en krampen, als een vrouw die baren moet. Ontzet kijken de mensen elkaar aan, met gezichten die gloeien van angst.

9. Zie, de dag van de Heer komt eraan, een gruwelijke dag van vergelding en vlammende toorn, om dit land te verwoesten en de zondaars eruit weg te vagen.

10. De sterren aan de hemel en de sterrenbeelden zullen geen licht meer geven. Bij zonsopkomst is de zon verduisterd en de maan geeft geen licht.

11. Want Ik ga de wereld zijn slechtheid vergelden en de goddelozen al hun kwaad. Ik zal een eind maken aan de arrogantie van de hoogmoedigen. De hoogmoed van onderdrukkers zal Ik neerslaan.

12. Ik maak de mensen zo zeldzaam als goud, zo zeldzaam als het zuivere goud uit Ofir.

13. Ik zal de hemel laten beven en de aarde wordt van zijn plaats geschud, vanwege de woede van de Heer van de hemellegers op de dag van zijn vlammende toorn.

14. Als opgejaagde reeën en als schapen die niemand bijeenhoudt vlucht iedereen naar zijn eigen volk en zijn eigen land.

15. Wie wordt aangetroffen, wordt neergestoken, wie wordt gegrepen, komt om door het zwaard.

16. Hun kleine kinderen worden voor hun ogen verpletterd, hun huizen geplunderd, hun vrouwen verkracht.

17. Zie, Ik zal de Meden tegen hen opzetten. Ze geven niet om zilver, verlangen niet naar goud.

18. Hun bogen schieten de jongeren neer, ze hebben geen medelijden met de baby's, de kinderen zullen ze niet ontzien.

19. Zo zal Babel, het mooiste van alle koninkrijken, het sieraad en de trots van de Chaldeeën, worden als Sodom en Gomorra toen zij door God waren omgekeerd.

20. In eeuwigheid zal er niemand meer wonen, van generatie op generatie zal het onbewoond blijven. Geen Arabier zal er zijn tent nog opzetten, geen herder zal er nog rondtrekken met zijn kudde,

21. maar de wilde dieren van de woestijn zullen er rusten. In de huizen zullen de uilen schreeuwen, er lopen struisvogels en er springen demonen rond.

22. Hyena's zullen naar elkaar schreeuwen in de verlaten burchten, jakhalzen leven in de weelderige paleizen. Babels tijd is gekomen, zijn dagen zijn geteld."

»