Jesaja 31 EBV24
1. “Wee hen, die naar Egypte afdalen om hulp, die steunen op paarden en vertrouwen op wagens, omdat er zoveel zijn, en op ruiters, omdat die zo machtig zijn, en niet opzien naar de Heilige van Israël en de HEERE niet zoeken.”
2. “Maar ook Hij is wijs, Hij zal het kwaad doen komen. Hij neemt zijn woorden niet terug. Optreden zal Hij tegen het huis van de boosdoeners en tegen het zoeken van hulp bij hen die onrecht doen.
3. Want de Egyptenaren zijn mensen en geen God en hun paarden zijn vlees, en geen geest. De HEERE zal zijn hand uitstrekken, zodat de helper struikelt en degene die geholpen wordt, neervalt. Zo zullen zij samen aan hun einde komen.”
4. “Want zo heeft de HEERE tegen mij gezegd: ‘Zoals een leeuw of een jonge leeuw boven zijn prooi gromt wanneer men een menigte herders tegen hem oproept, zonder dat hij voor hun stem schrikt of ineenkrimpt voor hun menigte, zo zal de HEERE van de legermachten neerdalen om te strijden op de berg Sion en op haar heuvel.
5. Zoals vogels boven hun nest fladderen, zo zal de HEERE van de legermachten Jeruzalem beschermen. Hij zal haar beschermen en redden, Hij zal aan haar voorbijgaan en uitredding brengen.”
6. “Bekeer je tot Hem van wie de zonen van Israël diep afgeweken zijn.
7. Want op die dag zal ieder zijn zilveren afgoden en zijn gouden afgoden wegwerpen, die jullie handen voor jullie zelf gemaakt hebben, tot zonde.
8. Assyrië zal vallen door een zwaard, maar niet van een man. Een zwaard, maar niet van een mens, zal hem verteren. Hij zal vluchten voor het zwaard en zijn jongemannen zullen aan slaafse arbeid onderworpen worden.
9. Zijn rots zal uit angst weggaan en zijn vorsten zullen van de banier wegvluchten!’, zo spreekt de HEERE, die een vuur in Sion heeft en een oven in Jeruzalem.”