Logo
🔍

Jesaja 37 VB

« Koning Hizkia vraagt God om raad

1. Toen koning Hizkia dit hoorde, scheurde hij zijn kleren, deed een rouwkleed aan en ging het huis van de Heer binnen.

2. Daarna stuurde hij hofmaarschalk Eljakim met schrijver Sebna en de oudsten van de priesters in rouwklederen naar de profeet Jesaja, de zoon van Amoz.

3. Zij zeiden tegen hem: "Hizkia zegt: Dit is een dag vol verschrikking, straf en schande. Het moment van geboorte is wel aangebroken, maar er is geen kracht om te baren.

4. Misschien hoort uw Heer God de woorden van de rabsake, die door zijn heer, de koning van Assur, is gezonden om de levende God te bespotten en zal Hij hem straffen voor de woorden die de Heer God heeft gehoord. Bid alstublieft voor de weinige overgebleven mensen."

5. De dienaren van koning Hizkia kwamen bij Jesaja.

6. Jesaja zei tegen hen: "Zeg tegen uw heer: Dit zegt de Heer: Laat u geen angst aanjagen door de woorden die jullie hebben gehoord en waarmee de dienaren van de koning van Assur Mij hebben bespot.

7. Zie, Ik stuur een geest naar hem, die hem een bericht zal brengen waardoor hij naar zijn land zal terugkeren. En in zijn eigen land zal Ik hem met het zwaard doden."

8. De rabsake vertrok, omdat hij hoorde zeggen dat de koning van Assur uit Lachis vertrokken was en Libna had belegerd.

9. Maar toen Sanherib hoorde dat koning Tirhaka van Kush onderweg was om hem aan te vallen, stuurde hij opnieuw gezanten naar Hizkia, met de boodschap:

10. "Zeg tegen koning Hizkia van Juda: Laat u niet misleiden door uw God op wie u vertrouwt. Zeg maar niet: 'Jeruzalem zal de koning van Assur niet in handen vallen.'

11. Luister, u hebt gehoord wat de koningen van Assur met alle landen hebben gedaan: ze hebben ze volledig vernietigd. Zou u dan gered worden?

12. Hebben de goden van de volken die door mijn voorvaders zijn vernietigd hun volk soms gered: Gozan, Haran, Rezef en het volk van Eden in Telasser?

13. En wat is er geworden van de koningen van Hamat, Arpad, Sefarvaïm, Hena en Ivva?"

14. Toen Hizkia de brief van de gezanten had ontvangen en hem gelezen had, ging hij het huis van de Heer binnen

15. en spreidde de brief uit in de tegenwoordigheid van de Heer. En Hizkia bad tot de Heer:

16. "Heer van de hemellegers, God van Israël, die troont tussen de cherubs, U alleen bent de God van alle koninkrijken van de aarde. U hebt de hemel en de aarde gemaakt.

17. Heer, luister met een open oor naar mij. Heer, zie met eigen ogen wat Sanherib heeft geschreven om de levende God te bespotten!

18. Heer, inderdaad hebben de koningen van Assur die volken en hun landen verwoest

19. en hun goden verbrand, want dat waren geen goden, maar menselijke maaksels van hout en steen. Daarom hebben ze die kunnen vernietigen.

Gods antwoord aan Hizkia

20. Onze Heer God, red ons uit zijn macht, dan zullen alle koninkrijken van de aarde weten dat alleen U de Heer bent."

21. Daarop liet Jesaja, de zoon van Amoz, de volgende boodschap aan koning Hizkia overbrengen: "Dit zegt de Heer, de God van Israël: Ik heb gehoord wat u tot Mij hebt gebeden over koning Sanherib van Assur.

22. Dit is het woord van de Heer over hem: De jonkvrouw, de dochter van Sion, veracht u. Ze hoont u! De dochter van Jeruzalem bespot u achter uw rug!

23. Want wie hebt ú gehoond en bespot? Tegen wie hebt u het gewaagd een hoge toon aan te slaan en naar wie hebt u overmoedig de blik durven opslaan? De Heilige van Israël!

24. Door middel van uw gezanten hebt u de Heer bespot en gezegd: 'Met mijn menigte strijdwagens beklim ik de bergtoppen, de hellingen van de Libanon. Ik zal daar de hoge ceders en de machtige cipressen omkappen. Ik dring door tot in de verste schuilhoeken, tot het diepst van het woud.

25. Ik heb waterputten gegraven en water gedronken. Met mijn blote voeten heb ik de rivieren van belegerde steden drooggelegd.'

26. Maar hebt u dan niet gehoord dat Ik dit lang geleden al heb besloten? Dat Ik dit van oudsher heb voorbereid? En nu laat Ik het plaatsvinden, Ik laat u versterkte steden verwoesten tot puinhopen.

27. Daarom stonden hun inwoners met machteloze handen, verslagen en beschaamd. Ze werden als gras op het veld, als jong groen, als gras op de daken, als graan op de akker, verzengd voordat het hoog staat.

28. Maar waar u ook zit of gaat, en wat u ook tegen Mij raast: Ik weet het.

29. En omdat u tegen Mij tekeer bent gegaan en omdat al uw overmoedige woorden in mijn oren zijn doorgedrongen, zal Ik u mijn haak door uw neus slaan en u mijn bit in uw mond leggen. Daarmee zal Ik u terugvoeren langs de weg die u gekomen bent.

30. Laat dit voor u een teken zijn, Hizkia: dit jaar zal men eten wat vanzelf is opgekomen, in het tweede jaar wat daarvan opnieuw uitloopt, maar in het derde jaar zult u weer zaaien en oogsten, wijngaarden planten en druiven eten.

31. Want het overblijfsel van het huis van Juda dat ontkomen is, zal naar beneden wortelschieten en naar boven vrucht dragen.

32. Vanuit Jeruzalem zal het overblijfsel zich verspreiden, en wat ontkomen is, verspreidt zich vanaf de berg Sion. De vurige inzet van de Heer van de hemellegers zal dit bewerken.

33. Daarom zegt de Heer over de koning van Assur: hij zal deze stad niet binnenkomen. Hij zal er nog geen pijl in afschieten, er geen schild tegen opheffen en er geen belegeringswal tegen opwerpen.

34. Hij zal terugkeren langs de weg die hij gekomen is en deze stad zal hij niet binnenkomen, zegt de Heer.

35. Want Ik zal deze stad beschermen en redden, omwille van Mijzelf en omwille van mijn dienaar David."

36. Diezelfde nacht trok de Engel van de Heer uit en doodde van het leger van Assur 185.000 man. De volgende ochtend bij het ontwaken bleek het kamp bezaaid te zijn met lijken.#37:36 zie Jes 17:14 | Jes 31:8-9

37. Daarom vertrok koning Sanherib en keerde terug naar Ninevé. Daar bleef hij.

38. Toen hij zich daar op een keer in de tempel van zijn god Nisroch neerboog, doodden zijn zonen Adrammelech en Sarezer hem met het zwaard en wisten daarna naar de streek van Ararat te ontkomen. Zijn zoon Esarhaddon volgde hem als koning op.

»