Logo
🔍

Jesaja 40 VB

« Jeruzalem zal getroost en gered worden

1. "Troost, troost mijn volk, zegt jullie God.

2. Spreek Jeruzalem moed in. Roep haar toe dat haar tijd van strijd voorbij is, dat haar overtreding is verzoend, dat ze uit de hand van de Heer een dubbele straf heeft ontvangen voor al haar zonden.

3. Een stem roept in de woestijn: 'Baan de weg voor de Heer, maak in de wildernis de weg vrij voor onze God!'

4. Elk dal zal worden opgehoogd, elke berg en heuvel zal worden verlaagd. Oneffen grond zal vlakgemaakt worden, rotsachtige grond zal worden geëffend.

5. De heerlijkheid van de Heer zal geopenbaard worden aan alles wat leeft, want de mond van de Heer heeft het gezegd.

6. Een stem zegt: 'Roep!' De vraag klinkt: 'Wat moet ik roepen?' 'De mens is als gras, al zijn schoonheid als een bloem in het veld.

7. Het gras verdort, de bloem valt af als de adem van de Heer erover blaast. Ja, het volk is als gras.

8. Het gras verdort, de bloem valt af, maar het woord van onze God houdt eeuwig stand.'

9. Sion, jij die het goede nieuws bekendmaakt, klim op een hoge berg; Jeruzalem, vreugdebode, roep zo luid mogelijk, roep het uit en wees niet bang, roep naar de steden van Juda: 'Zie, hier is jullie God!'

10. Zie, de Heer Heer komt tegen de sterke, zijn arm zal regeren. Zie, Hij heeft zijn loon bij zich, zijn beloning gaat voor Hem uit.

11. Hij zal als een herder zijn kudde weiden, Hij zal de lammeren in zijn armen nemen en aan zijn borst dragen. De zogende schapen leidt Hij in alle rust."

12. "Wie heeft de wateren in de palm van zijn hand gemeten? Wie mat de hemel op tussen zijn duim en pink? Wie heeft met een maatbeker het stof van de aarde afgemeten? Wie heeft op een balans de bergen gewogen, de heuvels op een weegschaal gelegd?

13. Wie gaf leiding aan de Geest van de Heer en heeft Hem als raadsman terzijde gestaan?

14. Met wie heeft Hij overleg gepleegd om inzicht te verkrijgen? Wie onderwees Hem in de paden van het recht, leerde Hem wijsheid en maakte Hem de weg van het inzicht bekend?

15. Zie, voor Hem zijn de volken als een druppel aan een emmer, een stofje aan een weegschaal. Zie, Hij strooit de eilanden uit als fijn stof!

16. De Libanon kan niet genoeg brandhout, niet genoeg dieren leveren voor een brandoffer [dat Hem voldoende eer bewijst].

17. De volken stellen niets voor in zijn ogen, voor Hem zijn ze nog minder dan leegte, minder dan niets.

18. Met wie willen jullie God vergelijken? Waarmee zou Hij vergelijkbaar zijn?

19. Met een afgodsbeeld? Een ambachtsman giet het, de goudsmid overtrekt het met goud en versiert het met zilver.

20. Wie daar te arm voor is, kiest een goed stuk hout uit dat niet rot. Daarna zoekt hij een ambachtsman en laat hem er een beeld van maken dat niet mag omvallen.

21. Weten jullie het niet? Hebben jullie het niet gehoord? Is het jullie dan niet van oudsher bekendgemaakt? Is het jullie niet duidelijk gemaakt sinds de wereld gegrondvest is?

22. Hij troont hoog boven het rond van de aarde, waarop de bewoners als sprinkhanen zijn. Hij is het die de hemel als een tentdoek uitspant over de aarde, Hij spant hem uit als een tent waarin men wonen kan.

23. De heersers der aarde maakt Hij onbeduidend, aardse regeerders maakt Hij tot helemaal niets.

24. Ja, nog maar net zijn ze geplant, nog maar net zijn ze gezaaid, nog maar net is hun stam in de aarde geworteld, of Hij blaast op hen en ze verdorren, een stormvlaag blaast hen weg als stro.

25. Met wie willen jullie Mij dan vergelijken? Wie is als Ik? zegt de Heilige.

26. Sla je ogen op naar de hemel: wie heeft dat allemaal geschapen? Hij die de menigte sterren ontbiedt, die elk daarvan bij zijn naam roept. Zo groot is zijn macht en zo groot is zijn kracht, dat er niet één ontbreekt.

27. Waarom dan zeg jij, Jakob, waarom beweer jij, Israël: 'Mijn weg is voor de Heer verborgen. Mijn God gaat aan mijn recht voorbij.'

28. Weet je het niet? Heb je het niet gehoord? De eeuwige God, de Heer, is de Schepper van de einden der aarde. Hij wordt niet moe en raakt niet uitgeput. Zijn inzicht is niet te doorgronden.

29. Aan wie vermoeid zijn geeft Hij kracht, Hij geeft overvloedig kracht aan wie geen kracht meer heeft.

30. Jonge mensen zullen moe worden en uitgeput raken, jongeren zullen struikelen en vallen.

31. Maar wie hun hoop op de Heer vestigen, krijgen nieuwe kracht. Ze zullen opstijgen als op adelaarsvleugels. Ze zullen rennen zonder moe te worden, ze zullen lopen zonder uitgeput te raken."

»