Logo
🔍

Jesaja 6 VB

«

1. In het sterfjaar van koning Uzzia zag ik de Heer, gezeten op een hoogverheven troon. De zomen van zijn gewaad vulden de tempel.

4.

5. Toen riep ik uit: "Wee mij, ik ben verloren! Want ik ben een mens met onreine lippen en leef te midden van een volk dat onreine lippen heeft, en nu hebben mijn ogen de Koning gezien, de Heer van de hemellegers!"

6. Maar een van de serafs vloog naar mij toe, met in zijn hand een gloeiende kool, die hij met een tang van het altaar had genomen.

7. Hij raakte daarmee mijn mond aan en zei: "Zie, nu deze kool je lippen heeft aangeraakt, is je slechtheid weggedaan en je zonde verzoend."

8. Daarna hoorde ik de stem van de Heer zeggen: "Wie zal Ik zenden? Wie zal er voor Ons gaan?" Ik antwoordde: "Zie, hier ben ik, zend mij."

9. Daarop zei Hij: "Ga en zeg tegen dit volk: 'Luister goed, maar begrijp het niet. Kijk goed, maar zie het niet.'

10. Maak het hart van dit volk vet, maak hun oren doof en doe hun ogen dicht, opdat ze niets zien met hun ogen, niets horen met hun oren, niets begrijpen met hun hart, opdat zij zich niet bekeren en niet genezen worden."

11. Ik vroeg: "Voor hoelang, Heer?" Hij antwoordde: "Tot de steden verwoest en ontvolkt zijn, alle huizen vernield zijn en leegstaan en het hele land volledig is verwoest.

12. Want de Heer zal die mensen ver wegdrijven en het land zal bijna geheel verlaten zijn.

13. Toch zal een tiende deel van het volk daarin overblijven, maar ook dat zal worden verdelgd. Echter, zoals van een eik of haageik die is omgekapt, de stronk overblijft, zo zal hun stronk het heilige zaad zijn."

»