Logo
🔍

Jeremia 17 VB

«

1. De zonde van Juda staat met een ijzeren stift geschreven, met een diamanten punt gegraveerd in de schrijfplank van hun hart en in de horens van hun altaren.

2. Want hun kinderen denken alleen aan de altaren en heilige palen onder de weelderige bomen en op de hoge heuvels.

3. Ik zal mijn berg, de velden, jullie hele bezit en jullie hele vermogen meegeven als buit, met jullie offerhoogten, vanwege de zonden in jullie hele gebied.

4. Dan zullen jullie – door eigen toedoen! – het land moeten loslaten dat Ik jullie in bezit gegeven had, en jullie zullen van Mij je vijanden moeten dienen in een land dat jullie niet kennen. Want jullie hebben het vuur van mijn toorn ontstoken, en voor eeuwig zal dat vuur branden.

5. Dit zegt de Heer: Vervloekt is hij die op een mens vertrouwt, die steun zoekt bij een schepsel en wiens hart de Heer verlaat.

6. Hij zal zijn als een struik in de wildernis, die het niet opmerkt wanneer er iets goeds komt. Hij staat daar op droge woestijngrond, in een zilt en onvruchtbaar land.

7. Gezegend is hij die op de Heer vertrouwt, die de Heer als steun en toeverlaat heeft.

8. Hij zal zijn als een boom die aan het water is geplant, die bij de rivier zijn wortels uitspreidt. Hij merkt het niet op wanneer er hitte komt, zijn bladeren blijven groen. Een jaar van droogte deert hem niet, hij blijft vrucht dragen.

9. Niets is zo onbetrouwbaar als het hart, ja, het is door en door slecht. Wie kan het doorgronden?

10. Ik, de Heer, doorgrond het hart en beproef de nieren, om ieder te vergelden naar zijn wegen, ieder te geven wat hem toekomt voor zijn daden.

11. Zoals een patrijs die eieren verzamelt maar ze niet uitbroedt, zo is iemand die rijkdommen verzamelt op onrechtvaardige wijze: nog in de bloei van zijn leven zal hij ze kwijtraken en wanneer zijn einde komt, sterft hij als een dwaas."

12. "Een luisterrijke troon, hoogverheven van begin af aan – dat is de plaats van ons heiligdom.

Jeremia vraagt God om bescherming

13. Heer, Hoop van Israël, allen die U verlaten, zullen bedrogen uitkomen. Wie U verlaten, zijn ten dode opgeschreven, want ze hebben de Heer, de Bron van levend water,#17:13 vgl Jer 2:13 | Joh 4:7-14 verlaten."

14. "Genees mij, Heer, dan zal ik weer gezond zijn. Red mij, dan zal ik gered zijn, want U bent mijn loflied.

15. Zie, de mensen zeggen tegen mij: 'Wat komt er terecht van het woord van de Heer? Laat het nu maar eens in vervulling gaan!'

16. Maar ik ben er niet voor weggelopen uw herder te zijn. Ook heb ik U niet om die tijd vol onheil gevraagd! U weet wat er over mijn lippen is gekomen, ik sprak in uw tegenwoordigheid.

17. Jaag mij nu geen angst aan, want U bent mijn schuilplaats op de dag van het kwaad.

Waarschuwing voor werken op de sabbat

18. Laat mijn vervolgers beschaamd staan, maar niet mij! Laat hun angst aangejaagd worden, maar niet mij! Laat hen die dag vol onheil overkomen, tref hen met een dodelijke slag."

19. De Heer zei tegen mij: "Ga in de Volkspoort staan, de poort waardoor de koningen van Juda de stad ingaan en uitgaan, ja, ga in alle poorten van Jeruzalem staan.

20. Zeg daar: Luister naar het woord van de Heer, koningen van Juda, heel Juda en alle inwoners van Jeruzalem, jullie die door deze poorten binnenkomen!

21. Dit zegt de Heer: Als je leven je lief is, draag dan op de sabbatsdag geen goederen de poorten van Jeruzalem binnen.#17:21 zie Ex 31:13

22. Ook mogen jullie op de sabbatsdag geen goederen uit je huis naar buiten brengen en werk verrichten. Jullie moeten de sabbatsdag in ere houden als heilige dag, zoals Ik jullie voorouders bevolen heb.

23. Zij hebben echter niet geluisterd, maar hun oren dichtgehouden. Ze zijn koppig geweest, ze weigerden te luisteren en de waarschuwing ter harte te nemen.

24. Maar als jullie wel naar Mij luisteren, zegt de Heer, en op de sabbatsdag geen goederen meer door deze stadspoorten binnenbrengen, en de sabbatsdag als heilige dag in ere houden en op die dag geen werk verrichten,

25. dan zullen de koningen die zetelen op de troon van David en de leiders door deze poorten de stad in blijven komen op hun wagens en paarden, zij en de leiders, de mannen van Juda en de inwoners van Jeruzalem. En deze stad zal voor eeuwig bewoond blijven.

26. De mensen zullen komen uit de steden van Juda, de dorpen rond Jeruzalem, het gebied van Benjamin, de vlakte, het bergland en het Zuiden, en met brandoffers, vleesoffers, meeloffers, wierookoffers en dankoffers naar het huis van de Heer komen.

27. Maar als jullie niet naar mijn waarschuwing luisteren om de sabbatsdag als heilige dag in ere te houden en geen goederen door de poorten Jeruzalem binnen te brengen op de sabbatsdag, dan zal Ik binnen de poorten van Jeruzalem een vuur aansteken, dat de paleizen van Jeruzalem zal verbranden en door niemand zal worden geblust."

»