Logo
🔍

Jeremia 18 VB

« Jeremia bij de pottenbakker

1. Het woord van de Heer dat tot Jeremia kwam:

2. "Ga naar het huis van de pottenbakker. Daar zul je horen wat Ik te zeggen heb."

3. Ik ging naar het huis van de pottenbakker. Hij was juist bezig iets op de draaischijf te maken.

4. Als de pot die hij van de klei vormde mislukte onder zijn handen, maakte hij de pot opnieuw, tot hij was zoals de pottenbakker hem wilde hebben.

5. Toen kwam het woord van de Heer tot mij:

6. "Zou Ik met jullie niet hetzelfde kunnen doen als deze pottenbakker, huis van Israël? zegt de Heer. Zie, jullie zijn in mijn handen als de klei in de handen van de pottenbakker, huis van Israël!

7. De ene keer zeg Ik tegen een volk of koninkrijk dat Ik het zal uittrekken, afbreken en vernietigen.

8. Maar als dat volk waarover Ik dat gezegd heb zich van zijn slechtheid bekeert, zal Ik ervan afzien hen te treffen met het onheil dat Ik over hen besloten had.

9. Een andere keer zeg Ik tegen een volk of koninkrijk dat Ik het zal opbouwen en planten.

10. Maar als dat volk doet wat kwaad is in mijn ogen en niet naar Mij luistert, zal Ik ervan afzien het goede te geven dat Ik had beloofd.

11. Zeg nu tegen de mannen van Juda en de inwoners van Jeruzalem: 'Dit zegt de Heer: Zie, Ik bereid onheil voor waarmee Ik jullie zal treffen, Ik beraam een plan tegen jullie. Keer toch terug van de kwade weg die jullie gaan en kies de goede weg, zorg dat jullie het goede doen.'

12. Maar ze zeggen: 'Geen sprake van! We volgen onze eigen plannen, we doen wat er in ons verdorven hart opkomt.'

13. Daarom zegt de Heer: Doe eens navraag bij de andere volken: wie heeft ooit zoiets gehoord, zoiets verschrikkelijks als de jonkvrouw van Israël heeft gedaan?

14. Verdwijnt de sneeuw ooit van de rotsen op de Libanon? Staan de beken met koud, stromend water uit verre oorden ooit droog?

15. Maar mijn volk is Mij vergeten, het verbrandt offers voor afgoden. Die hebben het volk laten struikelen op de oude, bekende wegen en het op ongebaande paden gebracht.

16. Dat werd de ondergang van hun land, ze zijn voor eeuwig een mikpunt van spot geworden. Iedereen die er komt, zal ontzet zijn hoofd schudden.

Aanslag op Jeremia

17. Als een oostenwind zal Ik hen voor de vijand uiteen jagen. Ik zal hun mijn rug toekeren, niet mijn gelaat, op de dag van hun ondergang."

18. Toen zeiden de mensen: "Laten we een plan beramen tegen Jeremia, want het zal onze priesters heus niet ontbreken aan kennis van de Wet, de wijzen niet aan goede raad, de profeten niet aan een profetisch woord. Kom, laten we Jeremia in opspraak brengen, en laten we ons vooral niets van zijn woorden aantrekken."

19. "Heer, luister naar mij, hoor eens wat mijn aanklagers zeggen!

20. Mag dan goed met kwaad vergolden worden? Ze hebben een val voor mij opgezet, ze loeren op mijn leven. Vergeet niet dat ik voor U gestaan heb om voor hen te pleiten, opdat U uw toorn zou laten varen.

21. Lever hun kinderen dan nu maar uit aan de honger, laat hen maar omkomen door het geweld van het zwaard. Laat hun vrouwen maar van man en kinderen beroofd worden, laat hun mannen maar sterven aan de pest, laat hun zonen maar door het zwaard worden geveld in de strijd.

22. Laat er maar geschreeuw opklinken uit hun huizen, wanneer U hen plotseling laat overvallen door plunderaars. Want ze hebben een val voor mij opgezet om mij te vangen, een strik voor mijn voeten neergelegd.

23. Maar Heer, U weet van hun plannen om mij te doden. Doe geen verzoening over het kwaad dat zij doen, doe hun zonde niet uit uw ogen weg, maar laat hen voor uw ogen neergeslagen worden. Reken zo met hen af in de tijd van uw toorn!"

»