Logo
🔍

Jeremia 26 VB

« Jeremia in de tempel

1. Aan het begin van de regering van koning Jojakim van Juda, de zoon van Josia, kwam dit woord van de Heer:

2. "Dit zegt de Heer: Ga in de voorhof van het huis van de Heer staan. Spreek daar tot allen die uit de steden van Juda naar het huis van de Heer zijn gekomen om te aanbidden. Breng hun alle woorden over die Ik jou geef, laat er geen woord van achterwege.

3. Misschien zullen ze luisteren en zullen ze zich allemaal bekeren van de kwade weg die ze gaan. Dan zal Ik afzien van het kwaad dat Ik vanwege hun wandaden over hen besloten heb.

4. Zeg daarom tegen hen: Dit zegt de Heer: Als jullie niet naar Mij luisteren en niet de Wet naleven die Ik jullie heb voorgehouden,

5. en niet luisteren naar de woorden van mijn dienaren, de profeten die Ik telkens weer – maar tevergeefs – naar jullie gezonden heb,

6. dan zal Ik met dit huis hetzelfde doen als met Silo en heeft tegen het volk van Juda gezegd: 'Dit zegt de Heer van de hemellegers: Sion zal als een akker worden omgeploegd, Jeruzalem zal in puin komen te liggen en op de berg waar nu dit huis staat, zal een bos groeien.'

De profeet Uria

19. Hebben koning Hizkia van Juda en zijn volk hem daarvoor soms gedood? Nee, hij had ontzag voor de Heer en smeekte de Heer om genade. Daarom zag de Heer af van het onheil dat Hij aangekondigd had. Nee, we zouden groot onheil over ons heen halen!"

20. Er was nog een andere man die in de naam van de Heer profeteerde: Uria, de zoon van Semaja, uit Kirjat-Jearim. Hij profeteerde dezelfde woorden tegen deze stad en dit land als Jeremia.

21. Toen koning Jojakim, zijn legeraanvoerders en de leiders hoorden wat hij zei, wilde de koning hem doden. Toen Uria dat hoorde, werd hij bang en vluchtte naar Egypte.

22. Maar koning Jojakim stuurde Elnatan, de zoon van Achbor, met enkele mannen naar Egypte.

23. Ze haalden Uria uit Egypte terug en brachten hem bij koning Jojakim. De koning doodde hem met het zwaard en wierp zijn lijk in een van de rotsgraven van het gewone volk.

24. Maar Ahikam, de zoon van Safan, nam Jeremia in bescherming, zodat hij niet in handen viel van het volk, dat hem wilde doden.

»