Logo
🔍

Jeremia 41 BB

« De moord op Gedalja

1. Maar in de zevende maand kwam Ismaël met tien mannen naar Gedalja. Ismaël was uit de koninklijke familie. De andere tien hadden bij de belangrijkste legeraanvoerders van de koning van Juda gehoord. Ismaël en de tien aanvoerders aten met Gedalja.

2. Plotseling stond Ismaël met zijn tien mannen op en doodde Gedalja. Zo vermoordde hij de man die door de koning van Babel was aangewezen om het land te besturen.

3. Ook vermoordde hij alle Judeeërs die bij Gedalja in Mizpa waren en de Babylonische soldaten die in Mizpa waren achtergebleven.

4. De dag na de moord op Gedalja kwamen er 80 mannen uit Sichem, Silo en Samaria. Niemand wist nog van Gedalja's dood af.

5. Ze hadden als teken van verdriet over de afloop van de oorlog hun baard afgeschoren, hun kleren gescheurd en hun huid stukgesneden. Ze wilden meel en wierook gaan offeren in de tempel van de Heer.

6. Ismaël ging hun huilend tegemoet. Toen hij bij hen kwam, zei hij tegen hen: "Kom alsjeblieft mee naar Gedalja!"

7. Maar toen ze in de stad gekomen waren, vermoordden Ismaël en zijn mannen hen. De lijken gooiden ze in de put.

8. Maar tien van hen smeekten hem: "Dood ons niet! We hebben voorraden graan, olie en honing verborgen in het veld." Daarom vermoordde hij hen niet.

9. De put waarin Ismaël de lijken had gegooid, is de put die koning Asa vroeger gemaakt had toen hij oorlog voerde tegen koning Baësa van Israël. Deze put gooide Ismaël vol met de gedode mannen.

Johanan achtervolgt Ismaël

10. Toen nam Ismaël de rest van het volk dat in Mizpa was, gevangen. Dat waren de dochters van de koning en alle mensen die door Nebuzaradan in Mizpa waren achtergelaten. Ismaël nam hen allemaal gevangen mee en vluchtte met hen naar de Ammonieten.

11. Johanan en de andere legeraanvoerders hoorden wat Ismaël had gedaan.

12. Ze gingen hem met al hun mannen achterna. Ze haalden hem in bij de rivier bij Gibeon.

13. Toen Ismaëls gevangenen Johanan en de legeraanvoerders zagen aankomen, waren ze erg blij.

14. Ze liepen naar Johanan en sloten zich bij hem aan.

15. Maar Ismaël wist met acht van zijn mannen te ontsnappen en vluchtte naar de Ammonieten.

16. Johanan en de andere legeraanvoerders namen de gevangenen van Ismaël mee: alle mannen, soldaten, vrouwen, kinderen en hofdienaren die Ismaël uit Mizpa had meegenomen nadat hij Gedalja had vermoord.

17. Ze vertrokken van Gibeon en overnachtten bij Gerut-Kimham, dat vlak bij Betlehem ligt. Johanan wilde met hen naar Egypte vluchten.

18. Want Johanan was bang voor wraak van de Babyloniërs, omdat Ismaël Gedalja had vermoord. Gedalja was immers door de koning van Babel aangewezen als bestuurder van Juda.

»