Logo
🔍

Jeremia 48 VB

«

1. "Over Moab zegt de Heer van de hemellegers, de God van Israël: Wee Nebo, het is verwoest. Kirjataïm staat beschaamd, want het is ingenomen en de burcht staat beschaamd, verbijsterd.

2. Weg is Moabs eer, in Hesbon werd tot Moabs ondergang besloten: 'Kom, laten we dat hele volk uitroeien!' Ook jij, Madmen, zal neergemaaid worden, het zwaard zal je achtervolgen.

3. Hoor! Er klinkt geschreeuw in Horonaïm! Rampspoed en totale verwoesting!

4. Moab is verwoest, de kinderen jammeren.

5. Gekerm en gejammer klinkt op de helling van de Luhit, op de weg die naar Horonaïm afdaalt horen de vijanden wanhoopskreten.

6. 'Vlucht! Red je leven! Zie dat je overleeft, als een struik in de woestijn!'

7. Omdat je op je eigen kracht en op je rijkdommen vertrouwde, zal ook jij veroverd worden. Kamos zal in ballingschap gaan, met zijn priesters en zijn leiders.

8. Want de verwoester zal alle steden binnenvallen, geen enkele stad ontkomt. Het dal zal worden vernield en de vlakte verwoest, want de Heer heeft het gezegd.

9. Geef vleugels aan Moab, om vliegend te ontkomen. Zijn steden zullen een woestenij worden waar niemand meer woont.

10. Vervloekt is wie de opdracht van de Heer maar half uitvoert, ja, vervloekt is wie zijn zwaard het bloed ontzegt.

11. Moab heeft vanaf zijn jeugd rust gehad, als wijn die rustig op zijn droesem ligt. Nooit is het van het ene vat in het andere vat overgegoten: nooit is het in ballingschap gegaan. Daardoor is zijn smaak sterk ontwikkeld en heeft hij zijn geur behouden.

12. Zie, daarom komt er een tijd, zegt de Heer, dat Ik mannen zal laten komen die zich bukken en hem overschenken, zijn vaten leeggieten en zijn kruiken stukslaan.

13. Moabs vertrouwen op Kamos zal beschaamd worden, net zoals het huis van Israël werd beschaamd in zijn vertrouwen op Bet-El.#48:13 zie 1 Kon 12:26-30

14. [Moab,] hoe kun je beweren: 'Wij zijn helden, dappere krijgers'?

15. Moab is verwoest, verdreven uit zijn steden, zijn keurtroepen van jonge mannen weggevoerd voor de slacht, zegt de Koning die de naam 'Heer van de hemellegers' draagt.

16. Moabs ondergang komt spoedig, het onheil haast zich naderbij.

17. Laten zijn buurlanden, die hem zo bewonderden, hem bewenen met de woorden: 'Hoe kon die machtige staf, die sierlijke scepter, gebroken worden?'

18. Inwoners, dochter van Dibon, kom van je eervolle plaats en ga voortaan in het stof zitten, want Moabs verwoester is tegen je opgetrokken, hij verwoest je burchten.

19. Inwoners van Aroër, ga langs de weg op de uitkijk staan. Vraag aan de vluchtelingen die voorbij komen: 'Wat is er gebeurd?'

20. Moab staat beschaamd, want het is veroverd. Huil en schreeuw het uit! Maak langs de hele Arnon bekend dat Moab is verwoest.'

21. Het oordeel is gekomen over de vlakte: Holon, Jaza, Mefaät,

22. Dibon, Nebo, Bet-Diblataïm,

23. Kirjataïm, Bet-Gamul, Bet-Meon,

24. Keriot en Bozra, ja, over alle steden van Moab, ver weg en dichtbij.

25. Moabs hoorn is afgehakt en zijn arm is gebroken, zegt de Heer.

26. Voer hem dronken,#48:26 zie Jer 25:15,21 omdat hij zich tegen de Heer heeft verzet. Moab zal in zijn eigen braaksel neervallen en door iedereen worden bespot.

27. Heb jij niet eerst Israël bespot, alsof het een betrapte dief was? Altijd als je over Israël sprak, schudde je lachend je hoofd.

28. Verlaat nu de steden en ga tussen de rotsen wonen, bevolking van Moab, als een duif die zijn nest in een rotsspleet bouwt.

29. Wij hebben gehoord van zijn hoogmoed, de grote hoogmoed van Moab, van zijn trots, zijn eigendunk, zijn arrogantie en de verwaandheid van zijn hart.

30. Ik ken zijn overmoed, zegt de Heer, maar Moab stelt niets voor. Zijn grote woorden hebben niets te betekenen.

31. Daarom zal Ik over Moab huilen, Ik zal het uitschreeuwen over dat hele land, over de bevolking van Kir-Heres zal men kreunen.

32. Wijnstok van Sibma, mijn verdriet over jou zal nog groter zijn dan over Jaëzer. Je wijnranken reikten tot over de zee, zelfs tot aan de zee bij Jaëzer. Maar de verwoester heeft zich op je zomervruchten en je wijnoogst gestort,

33. zodat vrolijkheid en blijdschap zijn verdwenen uit je vruchtbare velden, de velden van Moab. Ik heb de wijn weggehouden uit je wijnkuipen, men trapt niet meer vrolijk roepend de druiven in de wijnpers. De kreten die men hoort zijn geen vreugdekreten.

34. Het gejammer van Hesbon is te horen tot in Eleale, tot in Jahaz hoort men het geweeklaag, van Zoar tot aan Horonaïm en Eglat-Selisia is het te horen. Want zelfs het water bij Nimrim wordt een woestijn.

35. Ik zal in Moab iedereen wegvagen, zegt de Heer, die op de offerhoogten offers voor zijn goden verbrandt.

36. Daarom zal mijn hart over Moab weeklagen, als een fluit die zijn klaagzang zingt. Ook over de bewoners van Kir-Heres weeklaagt mijn hart, omdat al hun overvloed verloren is gegaan.

37. Alle hoofden zijn kaalgeschoren, alle baarden afgesneden, op alle handen zijn insnijdingen gemaakt en rond alle heupen is een rouwkleed.

38. Op alle daken van Moab en op al zijn pleinen wordt misbaar gemaakt. Want Ik heb Moab verbrijzeld als een kruik die niet meer deugt, zegt de Heer.

39. Wat is Moab eraantoe, volledig verslagen! Iedereen huilt en Moab wendt zich vol schaamte af. Moab zal voor al zijn buurlanden een mikpunt van spot en een schrikbeeld worden.

40. Want dit zegt de Heer: Zie, zo snel als een arend komt hij aanvliegen en spreidt zijn vleugels over Moab uit.

41. Elke stad wordt ingenomen, elke vesting veroverd. In die tijd zal het hart van Moabs helden sidderen als het hart van een vrouw die baren moet,

42. want Moab zal vernietigd worden, het zal geen volk meer zijn, omdat het zich tegen de Heer heeft verzet.

43. Angst, de kuil en de strik staan jullie te wachten, bevolking van Moab! zegt de Heer.

44. Wie uit angst vlucht, valt in de kuil; wie uit de kuil weet te klimmen, wordt gevangen in de strik. Want voor Moab is het jaar van de vergelding aangebroken, zegt de Heer.

45. Wie voor bescherming naar Hesbon vluchten, blijven krachteloos staan, want er komt vuur uit Hesbon, een vlam uit Sihon, het vuur verbrandt de slapen van Moab, het hoofd van dat volk van snoevers.

46. Wee jou, Moab, het volk van Kamos is verloren. Je zonen gaan in ballingschap, ook je dochters worden als gevangenen weggevoerd.

47. Maar aan het eind van de tijd zal Ik Moab tot herstel brengen, zegt de Heer." Tot zover het oordeel over Moab.

»