Logo
🔍

Jeremia 8 VB

« Jeremia in de tempelpoort (vervolg)

1. In diezelfde tijd, zegt de Heer, zullen de beenderen van de koningen van Juda, van de leiders, van de priesters, van de profeten en van de inwoners van Jeruzalem uit hun graven gehaald worden.

2. Men zal ze uitspreiden voor de zon, de maan en de hele menigte hemellichten die ze liefhadden, dienden, achternaliepen en om raad vroegen en waarvoor ze zich neerbogen. Ze zullen niet verzameld en niet begraven worden, maar tot mest voor de aardbodem worden.

3. En het handjevol mensen dat van dit verdorven geslacht overblijft, zal de dood verkiezen boven het leven, in alle plaatsen waarheen Ik de overgeblevenen verdreven zal hebben, zegt de Heer van de hemellegers.

4. Zeg verder tegen hen: Dit zegt de Heer: Als iemand valt, staat hij toch weer op? Als iemand wegloopt, komt hij toch ook weer terug?

5. Waarom blijft dit volk van Jeruzalem dan weglopen zonder ooit terug te keren? Ze volharden in hun ontrouw en weigeren terug te komen.

6. Ik heb goed naar hen geluisterd en het duidelijk gehoord: ze spreken nooit de waarheid, niemand heeft berouw over zijn slechtheid, niemand zegt: 'Hoe heb ik dit kunnen doen?' Ze draven maar verder als een paard dat zich in de strijd stort.

7. Ooievaars weten wanneer het tijd is voor de trek, tortelduiven, kraanvogels en zwaluwen weten wanneer het tijd is om terug te keren, maar mijn volk kent de ordening van de Heer niet.

8. Hoe kunnen jullie zeggen: 'Wij zijn wijs, wij hebben de Wet van de Heer'? Zie, de pennen van de schriftgeleerden hebben hem vervalst!

9. De wijzen zullen te schande staan, tot hun ontzetting zullen ze in de val lopen. Zie, ze hebben het woord van de Heer verworpen – wat voor wijsheid hebben ze dan?

10. Daarom zal Ik hun vrouwen aan anderen geven, hun akkers aan veroveraars. Want iedereen, van hoog tot laag, is hebzuchtig. Iedereen, van profeet tot priester, pleegt bedrog.

11. Luchthartig verklaren ze de wond van de dochter van mijn volk voor genezen. Ze zeggen: 'Alles gaat goed. Alles gaat goed.' Maar het gaat helemaal niet goed!

12. Schamen zij zich voor de gruweldaden die ze hebben begaan? Nee, ze schamen zich niet in het minst, ze weten niet eens wat schaamte is. Daarom zullen ze samen met alle anderen vallen. Wanneer de tijd van hun straf aanbreekt, zullen ze allemaal vallen, zegt de Heer.

13. Ik zal hen verzamelen en wegvagen, zegt de Heer, want er zijn geen druiven aan de wijnstok, geen vijgen aan de vijgenboom, zelfs al het blad is afgevallen. Wat Ik hun gegeven had, hebben ze verlaten.

14. 'Waarom zitten we hier nog? Verzamel je, laten we naar de versterkte steden gaan en daar ons einde afwachten. Onze Heer God heeft immers tot onze ondergang besloten: Hij heeft ons water met gif te drinken gegeven, omdat we tegen de Heer gezondigd hebben.'

15. Men hoopte op vrede, maar er komt niets goeds. Men hoopte op een tijd van herstel, maar zie, er is alleen verschrikking.

16. De paarden zijn al in Dan, hun gesnuif is al te horen, het hele land beeft voor het luide briesen van de hengsten. Ze komen eraan en verslinden het land: alles wat er is, elke stad en al hun inwoners.

Jeremia's diepe verdriet over zijn volk

17. Want zie, Ik stuur gifslangen op jullie af, adders waartegen geen bezwering bestaat, en ze zullen jullie bijten, zegt de Heer."

18. "Ik ben ontroostbaar, mijn hart begeeft het haast van verdriet.

19. Hoor het hulpgeroep van de dochter van mijn volk vanuit een heel ver land: 'Is de Heer dan niet in Sion? Woont haar Koning daar dan niet?' Waarom hebben zij Mij woedend gemaakt met hun godenbeelden, met machteloze maaksels van vreemden?

20. De oogsttijd is voorbijgegaan, de zomer loopt ten einde, en nog steeds zijn we niet gered!

21. Ik ben gebroken van verdriet over de wond van de dochter van mijn volk! Ik loop in het zwart en ben diep geschokt.

22. Is er dan geen balsem in Gilead, is daar dan geen dokter? Want waarom is de dochter van mijn volk niet genezen?"

»