Logo
🔍

Job 15 VB

« Tweede antwoord van Elifaz

1. Toen antwoordde Elifaz uit Teman:

2. Zou een wijs man zulke loze antwoorden geven, vult hij zijn buik met oostenwind?

3. Zou hij met lege argumenten komen, met redeneringen waar niemand iets aan heeft?

4. Ja, jij ondermijnt zelfs het ontzag voor God, jij verhindert dat mensen zich tot Hem richten.

5. Je eigen mond toont je ongelijk aan, je hebt je tong geleend aan bedrog.

6. Je eigen woorden veroordelen je, niet ik. Ja, je eigen lippen getuigen tegen jou.

7. Ben jij de eerste mens die geboren werd, ben jij eerder dan de heuvels ontstaan?

8. Heb jij Gods plannen afgeluisterd? Heb jij alle wijsheid verzameld?

9. Wat weet jij dat wij niet weten? Welk inzicht heb jij dat ons ontbreekt?

10. Een van ons is een zeer oud en wijs man, ja, ouder zelfs nog dan jouw vader!

11. Is Gods troost jou niet voldoende? Zijn vriendelijke woorden jou niet genoeg?

12. Waarom laat je je zo meeslepen door je gevoelens, waarom kijken je ogen zo fel?

13. Dat je zo tegen God tekeer durft gaan! Hoe waag je het om zo te spreken!

14. Hoe zou een mens volmaakt kunnen zijn; hoe kan wie uit een vrouw is geboren, vrij zijn van schuld?

15. Zelfs op zijn heilige dienaren vertrouwt Hij niet, zelfs de hemel is niet zuiver in zijn ogen.

16. Hoe weerzinwekkend is dan de mens, die het kwaad als water opdrinkt!

17. Ik zal je uitleggen hoe het zit, luister naar mij. Ik zal je vertellen wat ik heb gezien.

18. Ook de wijzen hebben dit bekendgemaakt – en zij hebben het weer van hun vaders – zonder iets daarvan te verbergen,

19. toen alleen zij in het land leefden, en er geen vreemdeling was binnengedrongen:

20. een goddeloze doet zichzelf veel leed aan, voor een meedogenloos mens zijn slechts weinig jaren weggelegd.

21. Het geluid van verschrikkingen klinkt hem in de oren, wanneer alles vredig is, overvalt de verwoester hem.

22. Hij verwacht niet aan de duisternis te zullen ontkomen, hij weet dat het zwaard op hem loert.

23. Hij zwerft rond, op zoek naar eten – waar is het? – wetend dat de dag van duisternis op hem wacht.

24. Angst en vrees belagen hem, overweldigen hem als een koning die klaar is voor de strijd.

25. Hij is immers tegen God in opstand gekomen, de Almachtige heeft hij uitgedaagd.

26. Overmoedig stormt hij op Hem af, zijn zwaar beslagen schild hoog opgeheven.

27. Hij heeft zijn gezicht bedekt met vet, en vet zit in plooien rond zijn middel.

28. Hij zal wonen in verwoeste steden, in huizen waar niemand meer woont en die tot puinhopen zijn vervallen.

29. Hij zal niet rijk worden, zijn vermogen houdt geen stand, zijn bezit zal niet toenemen op aarde.

30. Hij kan de duisternis niet ontwijken, de vlammen zullen zijn takken verzengen, hij wordt weggevaagd door de adem van Gods mond.

31. Laat hij zichzelf niet misleiden door te vertrouwen op wat niet betrouwbaar is, want hij zal bedrogen uitkomen.

32. Nog vóór zijn tijd is het met hem afgelopen, nooit meer lopen zijn takken uit.

33. Hij is een wijnstok die zijn onrijpe druiven laat vallen, een olijfboom die zijn bloesems verliest.

34. Onvruchtbaar is het samenspannen van de goddelozen, de woningen van wie zich laten omkopen, gaan in vlammen op.

35. Ze gaan zwanger van onheil en baren leugen, wat in hun schoot groeit, is bedrog.

»