Logo
🔍

Job 32 VB

« Het antwoord van Elihu

1. Hierna zeiden die drie mannen maar niets meer tegen Job, omdat hij bleef volhouden dat hij onschuldig was.

2. Toen werd Elihu, de zoon van Baracheël, uit Buz in Aram, kwaad op Job. Hij werd woedend op Job, omdat deze meende dat hij tegenover God in zijn recht stond.

3. Ook was hij kwaad op de drie vrienden, omdat ze niets meer wisten te antwoorden hoewel ze hem schuldig verklaarden.

4. Elihu had echter gewacht tot Job was uitgesproken, omdat zij allemaal ouder waren dan hij.

5. Maar toen hij zag dat de drie mannen niets meer wisten te antwoorden, werd hij kwaad.

6. Daarom zei Elihu, de zoon van Baracheël, uit Buz: Ik tel pas weinig jaren en jullie zijn al heel oud. Daarom durfde ik niet goed mijn mening te geven.

7. Ik dacht: "Laat eerst de ouderdom spreken, eerst mag de veelheid aan jaren haar wijsheid laten horen."

8. Maar het is de Geest in de mens, de adem van de Almachtige, die de mens inzicht geeft.

9. Niet alleen de machtigen zijn wijs, niet alleen de ouderen hebben een juist oordeel.

10. Daarom zeg ik: luister ook naar mij, ook ik zal mijn mening geven.

11. Ik heb eerst gewacht wat jullie zouden zeggen, met open oren jullie inzichten aangehoord, terwijl jullie naar antwoorden zochten.

12. Ik heb aandachtig naar jullie geluisterd, maar geen van jullie kon Job overtuigen, geen van jullie wist zijn argumenten te weerleggen.

13. Zeg maar niet: "In Job hebben wij de wijsheid ontmoet, alleen God kan hem overtuigen, niet een mens."

14. Job heeft zich niet tot mij gericht, en ik zal hem heel anders antwoorden dan jullie.

15. Ze zijn verslagen en weten niets meer te zeggen. Daar staan ze nu met een mond vol tanden.

16. Ik heb nog gewacht, maar ze zeggen niets meer. Het blijft stil, ze hebben geen argumenten meer.

17. Nu is het mijn beurt om te antwoorden, nu zal ook ik mijn mening geven.

18. Ik zit boordevol woorden, ik heb het er benauwd van.

19. Mijn binnenste is als wijn in een gesloten wijnzak, als een leren wijnzak die bijna barst door het gisten van de wijn.

20. Ik móet nu spreken, anders krijg ik geen lucht meer. Ik open mijn lippen om antwoord te geven.

21. Ik wil voor niemand partij kiezen, ik praat geen mens naar de mond.

22. Ik weet niet hoe ik mensen zou kunnen vleien, want ik zou onmiddellijk door mijn Maker worden weggevaagd.

»