Logo
🔍

Johannes 10 VB

« Jezus is de goede Herder

1. "Luister goed, Ik verzeker jullie: wie de schaapskooi niet door de deur binnenkomt, maar ergens naar binnen klimt, is een dief en een rover.

2. Maar wie door de deur naar binnen gaat, is de schaapherder.

3. Voor hem doet de bewaker open en de schapen luisteren naar zijn stem. Hij roept zijn schapen bij hun naam en leidt ze naar buiten.

4. Wanneer hij al zijn schapen naar buiten heeft gedreven, gaat hij voor ze uit en de schapen volgen hem, omdat ze zijn stem kennen.

5. Maar een vreemde zullen ze nooit volgen. Ze lopen juist bij hem weg, omdat ze zijn stem niet kennen."

6. Jezus vertelde hun deze gelijkenis, maar ze begrepen niet wat Hij ermee wilde zeggen.

7. Jezus ging verder: "Luister goed, Ik verzeker jullie: IK BEN de deur voor de schapen.

8. Allen die vóór Mij zijn binnengekomen, zijn dieven en rovers, maar de schapen hebben niet naar hen geluisterd.

9. IK BEN de deur. Wie door Mij naar binnen gaat, wordt gered. Hij zal naar binnen gaan en naar buiten gaan en hij zal een goede weide vinden.#10:9 vgl Eze 34:14

10. Een dief komt alleen om te stelen, te slachten en te verdelgen, maar Ik ben gekomen opdat ze leven zullen hebben in overvloed.

11. IK BEN de goede Herder.#10:11 vgl Ps 23:1 | Jes 40:11 | Eze 34:11-15,23 Een goede herder heeft zijn leven over voor de schapen.

12. Maar een huurknecht, iemand die geen herder is en niet de eigenaar is van de schapen, slaat op de vlucht wanneer hij een wolf ziet aankomen en laat de schapen in de steek. De wolf grijpt ze en jaagt ze uiteen.

13. De huurknecht vlucht, omdat hij als huurknecht niet om de schapen geeft.

14. IK BEN de goede Herder. Ik ken wie Mij toebehoren, en wie Mij toebehoren kennen Mij,

15. net zoals de Vader Mij kent en Ik de Vader ken. Ik geef mijn leven voor de schapen.

16. Ik heb ook nog andere schapen, die niet bij deze schaapskooi horen. Die moet Ik er ook bij brengen en ze zullen naar mijn stem luisteren. Dan wordt het één kudde, met één Herder.

17. De Vader heeft Mij lief, omdat Ik mijn leven afleg om het later weer op te nemen.

18. Niemand neemt Mij mijn leven af, maar Ik leg vrijwillig mijn leven af. Ik heb de macht mijn leven af te leggen en de macht het weer op te nemen. Dit is de opdracht die Ik van mijn Vader heb gekregen."

19. Opnieuw ontstond er verdeeldheid onder de Joden over Jezus' woorden.

20. Velen zeiden: "Hij is bezeten! Hij is gek! Waarom luisteren jullie naar Hem?"

Jezus op het feest van de herbouw van de tempel

21. Anderen zeiden: "Dit zijn niet de woorden van iemand die bezeten is. Bovendien, een demon kan toch niet de ogen van een blinde openen?"

22. Het feest van de inwijding van de tempel werd gevierd in Jeruzalem. Het was winter.

23. Jezus liep in de tempel, in de zuilengang van Salomo.

24. De Joden kwamen om Hem heen staan en vroegen: "Hoelang houdt U ons nog in spanning? Als U de Christus bent, zeg het ons dan openlijk."

25. Jezus antwoordde: "Ik heb het jullie al gezegd, maar jullie geloven het niet. De daden die Ik in de naam van mijn Vader doe zijn mijn getuigen.

26. Maar jullie geloven het niet, omdat jullie niet tot mijn schapen behoren. Dat heb Ik jullie al gezegd.

27. Mijn schapen luisteren naar mijn stem, Ik ken ze en ze volgen Mij.

28. En Ik geef ze het eeuwige leven. Ze zullen tot in eeuwigheid niet verloren gaan en niets of niemand zal ze uit mijn hand roven.

29. Mijn Vader, die ze Mij heeft gegeven, is machtiger dan ieder ander. Niemand kan ze roven uit de hand van mijn Vader.

30. Ik en de Vader zijn één."

31. De Joden begonnen opnieuw stenen op te rapen om Hem te stenigen.

32. Jezus zei: "Ik heb jullie vele goede daden van mijn Vader laten zien. Om welke daarvan willen jullie Mij stenigen?"

33. De Joden antwoordden Hem: "We stenigen U niet wegens een of andere goede daad, maar wegens godslastering, omdat U, een mens, beweert dat U God bent."

34. Jezus antwoordde: "Staat er niet in jullie Wet: 'Ik heb gezegd: jullie zijn goden'?

35. Gods woord noemt dus degenen aan wie het Woord is toevertrouwd: goden, en de Schrift kan niet ongeldig gemaakt worden. Waarom zeggen jullie dan tegen Mij

36. – die door de Vader geheiligd is en in de wereld is gezonden – 'U lastert God,' omdat Ik gezegd heb dat Ik Gods Zoon ben?

37. Als Ik niet de daden van mijn Vader doe, geloof Mij dan niet.

38. Echter, als Ik die wél doe maar jullie Mij toch niet geloven, geloof dan tenminste de daden, zodat jullie zullen inzien en geloven dat de Vader in Mij is en Ik in Hem."

39. Opnieuw wilden ze Hem grijpen, maar Hij ontkwam.

40. Hij stak de Jordaan weer over en ging naar de plek waar Johannes in het begin doopte. Daar bleef Hij.

41. Er kwamen veel mensen naar Hem toe en ze zeiden: "Johannes deed wel geen wonderteken, maar alles wat hij over deze Man heeft gezegd, was waar."

42. En velen daar gingen in Hem geloven.

»