Logo
🔍

Johannes 17 VB

« Jezus' gebed voor zijn leerlingen

1. Nadat Jezus dit had gezegd, keek Hij op naar de hemel en zei: "Vader, nu is het tijd, wilt U nu de grootheid van uw Zoon tonen, opdat uw Zoon ook uw grootheid toont.

2. U hebt Hem immers het gezag gegeven over alle mensen, om het eeuwige leven te schenken aan allen die U Hem hebt gegeven.

3. Dit is het eeuwige leven: dat ze U kennen, de enige, ware God, en Jezus Christus, die U gezonden hebt.

4. Ik heb op de aarde uw grootheid getoond en het werk volbracht dat U Mij had opgedragen.

5. Vader, wilt U Mij nu dezelfde grootheid geven die U Zelf hebt, dezelfde heerlijkheid die Ik bij U had voordat de wereld bestond.

6. Ik heb uw naam bekendgemaakt aan de mensen die U Mij uit de wereld gegeven hebt. Zij waren van U en U hebt hen aan Mij gegeven. Zij hebben aan uw woord gehoor gegeven.

7. Nu hebben ze begrepen dat alles wat U Mij hebt gegeven, van U komt.

8. Want de woorden die U Mij gegeven hebt, heb Ik aan hen doorgegeven en ze hebben mijn woorden aangenomen. Ze hebben erkend dat Ik bij U vandaan gekomen ben en dat U Mij gezonden hebt.

9. Ik bid U voor hen. Ik bid niet voor de wereld, maar voor hen die U Mij hebt gegeven, want zij zijn van U.

10. Alles wat van Mij is, is van U, en alles wat van U is, is van Mij, en in hen is mijn grootheid zichtbaar geworden.

11. Ik blijf niet langer in de wereld. Zij blijven in de wereld, maar Ik kom naar U toe. Heilige Vader, bewaar in uw naam degenen die U Mij hebt gegeven, opdat zij één met elkaar zullen zijn, zoals U en Ik één zijn.

12. Toen Ik bij hen in de wereld was, bewaarde Ik hen in uw naam. Degenen die U Mij hebt gegeven, heb Ik bewaard. Niemand van hen is verloren gegaan, behalve hij die daartoe bestemd was, omdat de Schrift in vervulling moet gaan.

13. Nu kom Ik naar U toe, maar eerst vertel Ik de wereld dit alles, opdat zij vol zullen worden van mijn blijdschap.

14. Ik heb hun uw woord gegeven. De wereld haat hen, omdat ze niet tot de wereld behoren, net zoals Ik niet tot de wereld behoor.

15. Ik vraag U niet hen uit de wereld weg te nemen, maar of U hen wilt behoeden voor de boosaardige.

16. Zij behoren niet tot de wereld, net zoals Ik niet tot de wereld behoor.

17. Heilig hen door uw waarheid; uw woord is de waarheid.

18. Zoals U Mij in de wereld hebt gezonden, zo zend Ik ook hen de wereld in.

19. Omwille van hen heb Ik Mij aan U toegewijd, opdat ook zij U toegewijd zullen zijn in de waarheid.

20. En Ik bid U niet alleen voor hen, maar ook voor degenen die door hun woord in Mij zullen geloven.

21. Zo zullen zij allemaal één zijn met elkaar. Zoals U, Vader, in Mij bent en Ik in U ben, zo zullen ook zij in Ons één zijn, opdat de wereld zal geloven dat U Mij hebt gezonden.

22. En dezelfde grootheid die U Mij hebt gegeven, heb Ik hun gegeven, opdat zij één zullen zijn zoals Wij één zijn: Ik in hen en U in Mij.

23. Laten zij volmaakt één zijn met elkaar, opdat de wereld zal begrijpen dat U Mij hebt gezonden en dat U hen net zo liefhebt als Mij.

24. Vader, Ik wil dat degenen die U Mij hebt gegeven bij Mij zullen zijn om de grootheid te zien die U Mij hebt gegeven, want U had Mij al lief voordat de wereld gegrondvest werd.

25. Rechtvaardige Vader, de wereld kent U niet, maar Ik ken U. En deze mannen hebben begrepen dat U Mij gezonden hebt.

26. Ik heb hun uw naam bekendgemaakt en Ik zal die nog verder bekendmaken, opdat dezelfde liefde die U voor Mij hebt ook in hen zal zijn en Ik in hen."

»