Logo
🔍

Johannes 2 VB

« Jezus verandert water in wijn

1. Op de derde dag was er een bruiloft in Kana in Galilea. Jezus' moeder was daar ook.

2. Ook Jezus was met zijn leerlingen voor de bruiloft uitgenodigd.

3. Toen de wijn opraakte, zei Jezus' moeder tegen Hem: "Ze hebben geen wijn!"

4. Jezus zei tegen haar: "Vrouwe, wat wilt u van Mij? Mijn tijd is nog niet gekomen."

5. Zijn moeder zei tegen de dienaren: "Doe wat Hij zegt, wat het ook is."

6. Nu stonden daar zes stenen waterbakken, overeenkomstig de reinigingsgebruiken van de Joden, elk met een inhoud van twee of drie metreten.

7. Jezus zei tegen de dienaren: "Vul de bakken met water." Ze vulden ze tot aan de rand.

8. Vervolgens zei Hij: "Schep er nu wat uit en breng het naar de leider van het feest." Ze brachten het hem.

9. Toen hij geproefd had van het water dat wijn geworden was – hij wist niet waar deze wijn vandaan kwam, maar de dienaren die het water hadden geschept wisten het wel – riep hij de bruidegom en zei tegen hem:

10. "Iedereen zet altijd eerst de beste wijn op tafel, en pas wanneer er goed gedronken is de mindere wijn. Maar jij hebt de beste wijn tot nu bewaard!"

11. Met dit eerste wonderteken dat Jezus in Kana in Galilea deed, toonde Hij zijn grootheid en zijn leerlingen geloofden in Hem.

Jezus in de tempel

12. Daarna vertrok Hij naar Kapernaüm, met zijn moeder, zijn broers en zijn leerlingen. Daar bleef Hij maar een paar dagen.

13. Het was kort voor het Joodse Pesach, en Jezus reisde naar Jeruzalem.#2:13 zie Deut 16:1-7

14. Toen Hij in de tempel de verkopers van runderen, schapen en duiven bezig zag en de geldwisselaars die daar zaten,

15. maakte Hij van touwen een zweep en joeg hen allemaal de tempel uit, met hun schapen en runderen. Het geld van de geldwisselaars smeet Hij op de grond en hun tafels gooide Hij om.

16. En tegen de duivenverkopers riep Hij: "Haal dat allemaal hier weg! Maak van mijn Vaders huis geen markt!"

17. Zijn leerlingen herinnerden zich dat er geschreven staat: 'De hartstocht voor uw huis zal Mij verteren.'

18. De Joden zeiden tegen Hem: "Welk bewijs kunt U ons laten zien dat U dit doen mag?"

19. Jezus antwoordde: "Breek deze tempel af en in drie dagen zal Ik hem laten herrijzen."

20. De Joden zeiden: "Er is zesenveertig jaar aan deze tempel gebouwd, en U zou hem in drie dagen laten herrijzen?"

21. Maar Hij sprak hier over de tempel van zijn lichaam.

22. Toen Hij eenmaal uit de dood was opgestaan, herinnerden zijn leerlingen zich dat Hij dit tegen hen gezegd had en ze geloofden de Schrift en Jezus' woorden.

23. Toen Hij op het pesachfeest in Jeruzalem was, kwamen veel mensen tot geloof in zijn naam door de wondertekenen die ze Hem zagen doen.

24. Maar Jezus liet Zich nog niet door hen kennen, want Hij kende hen.

25. Niemand hoefde Hem te vertellen hoe de mens is, want Hij wist Zelf wat er in de mens is.

»