Logo
🔍

Jozua 6 VB

« Jozua ontmoet een gewapende man (vervolg)

1. Intussen had Jericho vanwege de Israëlieten de stadspoorten gesloten, niemand ging de stad nog in of uit.

2. En de Heer zei tegen Jozua: "Zie, Ik heb Jericho met zijn koning en zijn dappere krijgslieden in je macht gegeven.

3. Laat al je krijgslieden één keer om de stad heen trekken. Doe dat zes dagen achtereen.

4. Laat zeven priesters, ieder met een ramshoorn, voor de ark uit lopen. Op de zevende dag moeten jullie zeven keer om de stad heen trekken, waarbij de priesters op de ramshorens blazen.

Het volk trekt rond Jericho

5. Zodra jullie hen een lange toon op de ramshorens horen blazen, moet het hele volk luid juichen. Dan zal de stadsmuur instorten en moet iedereen recht voor zich uit de stad binnenklimmen."

6. Daarop riep Jozua, de zoon van Nun, de priesters bij zich en zei: "Neem de ark van het verbond op en laat zeven priesters ieder met een ramshoorn voor de ark van de Heer uit lopen."

7. Tegen het volk zei hij: "Ga, trek om de stad heen, met de gewapende mannen voorop, voor de ark van de Heer uit."

8. Zoals Jozua het volk bevolen had, liepen de zeven priesters die de zeven ramshorens droegen voor de Heer uit, op de ramshorens blazend en gevolgd door de ark van het verbond van de Heer.

9. De gewapende mannen liepen voor de priesters met de ramshorens uit, de anderen kwamen achter de ark aan, terwijl er onafgebroken op de ramshorens werd geblazen.

10. Jozua had het volk bevolen: "Jullie mogen niet juichen en zelfs je stem niet laten horen. Jullie mogen geen woord zeggen tot op de dag dat ik zeg: 'Juich!' Dán moeten jullie juichen."

11. Zo liet hij de ark van de Heer één keer om de stad heen trekken. Vervolgens keerden ze terug naar het kamp en overnachtten daar.

12. De volgende morgen stond Jozua vroeg op. De priesters namen de ark van de Heer op,

13. de zeven priesters met de ramshorens liepen voor de ark van de Heer uit en bliezen onafgebroken op de ramshorens. De gewapende mannen liepen voor hen uit, de overigen kwamen achter de ark van de Heer aan. En aldoor werd er op de ramshorens geblazen.

14. Zo trokken ze op de tweede dag weer één keer om de stad heen en keerden daarna terug naar het kamp. Dit deden ze zes dagen.

15. Op de zevende dag, bij het aanbreken van de dag, trokken ze op dezelfde manier zeven keer om de stad heen. Alleen op die dag trokken ze zeven keer rond de stad.

16. Toen de priesters bij de zevende keer op de ramshorens bliezen, zei Jozua tegen het volk: "Juich, want de Heer heeft jullie de stad gegeven!

17. Maar de hele stad met alles wat er is komt de Heer toe en moet volledig vernietigd worden. Alleen de hoer Rachab mag in leven blijven, met alle mensen die bij haar in huis zijn, omdat zij de verkenners heeft verborgen die wij eropuit hadden gestuurd.

18. Blijf af van wat de Heer toekomt en vernietigd moet worden. Als je er ook maar iets van meeneemt, komt er een vloek over jou en het hele kamp van Israël. Je zult het in het ongeluk storten.

Inname van Jericho

19. Maar al het zilver en goud en alle koperen en ijzeren voorwerpen zijn geheiligd voor de Heer en zullen aan de schat van de Heer worden toegevoegd."

20. Het hele volk juichte toen de priesters op de ramshorens bliezen. Zodra het volk het geluid van de ramshorens hoorde, begon het luid te juichen. De stadsmuur stortte in en ieder van het volk klom recht voor zich de stad binnen en nam de stad in.

21. Ze vernietigden de stad volledig: mannen en vrouwen, jong en oud, runderen, schapen en ezels, alles en iedereen werd met het zwaard gedood.

22. Tegen de twee mannen die het land verkend hadden zei Jozua: "Ga naar het huis van die vrouw, de hoer, en breng haar naar buiten, met alle mensen die bij haar horen, zoals jullie haar gezworen hebben."

23. De twee jongemannen, de verkenners, gingen het huis binnen en brachten Rachab naar buiten met haar vader, haar moeder, haar broers en iedereen die bij haar hoorde, haar hele familie. Ze wezen hun een plek buiten het kamp van Israël.

24. Maar de stad met alles wat er was werd verbrand. Alleen het zilver en goud en de koperen en ijzeren voorwerpen werden aan de schat van het huis van de Heer toegevoegd.

25. Zo spaarde Jozua het leven van de hoer Rachab en van haar hele familie. Zij en haar familie wonen tot op de dag van vandaag onder de Israëlieten, omdat zij de verkenners verborgen had die Jozua had uitgestuurd om Jericho te verkennen.

26. En Jozua zwoer: "Vervloekt bij de Heer is de man die deze stad Jericho herbouwt. Ten koste van zijn eerstgeboren zoon zal hij de fundamenten leggen en ten koste van zijn jongste zoon zal hij de poortdeuren plaatsen."

27. En de Heer was met Jozua en zijn roem ging door het hele land.

»