Logo
🔍

Richters 10 VB

« Tola

1. Na Abimelech trad Tola op als bevrijder van Israël. Hij was de zoon van Pua, de zoon van Dodo, een man van de stam Issaschar. Hij woonde in Samir, in de bergen van Efraïm.

Jaïr

2. Hij gaf 23 jaar als richter leiding aan Israël. Toen stierf hij en werd begraven in Samir.

3. Na hem trad Jaïr uit Gilead op als richter van Israël. Hij gaf 22 jaar als richter leiding aan Israël.

4. Hij had 30 zonen, die ieder een jonge ezelshengst bereden en ieder een eigen dorp in Gilead hadden. Tot op de dag van vandaag worden deze dorpen in Gilead de Dorpen van Jaïr genoemd.

De Israëlieten roepen weer tot God

5. Jaïr stierf en werd begraven in Kamon.

6. De Israëlieten deden opnieuw wat kwaad is in de ogen van de Heer en dienden de Baäls en Astarot, de goden van Aram, van Sidon, van Moab, van de Ammonieten en van de Filistijnen. Ze verlieten de Heer en dienden Hem niet langer.

7. Daarom ontbrandde de toorn van de Heer tegen Israël en Hij leverde hen uit aan de Filistijnen en de Ammonieten.

8. Datzelfde jaar begonnen zij de Israëlieten te onderdrukken en vertrappen: 18 jaar lang onderdrukten zij de Israëlieten die aan de overzijde van de Jordaan woonden, in Gilead, in het gebied van de Amorieten.

9. De Ammonieten staken zelfs de Jordaan over en vielen Juda, Benjamin en Efraïm binnen, zodat Israël in grote nood kwam.

10. Toen riepen de Israëlieten tot de Heer en zeiden: "We hebben tegen U gezondigd, want we hebben onze God verlaten en de Baäls gediend."

11. Maar de Heer zei tegen de Israëlieten: "Heb Ik jullie niet telkens wanneer jullie Mij om hulp riepen verlost uit de macht van de Egyptenaren, van de Amorieten, van de Ammonieten, van de Filistijnen,

12. van de Sidoniërs, van de Amalekieten en van de Moabieten, toen zij jullie onderdrukten?

13. Toch hebben jullie Mij verlaten en zijn jullie andere goden gaan dienen. Daarom zal Ik jullie niet meer redden.

14. Ga de goden die jullie nu gekozen hebben maar om hulp vragen. Laten zij jullie maar redden als jullie in nood zijn!"

15. Maar de Israëlieten zeiden tegen de Heer: "We hebben gezondigd! Doet U maar met ons wat U wilt, maar red ons alstublieft nog deze ene keer!"

16. Ze deden de afgoden uit het land weg en dienden de Heer. Toen kon Hij de ellende van Israël niet langer aanzien.

17. De Ammonieten verzamelden zich en sloegen hun kamp op in Gilead. Ook de Israëlieten verzamelden zich en sloegen hun kamp op bij Mizpa.

18. De manschappen en de leiders van Gilead zeiden tegen elkaar: "Wie zal de strijd met de Ammonieten aanbinden en ons aanvoeren? We zullen hem aanstellen tot hoofd over alle inwoners van Gilead!"

»