Logo
🔍

Leviticus 16 EBV24

« De Grote Verzoendag

1. De HEERE sprak tot Mozes na de dood van de beide zonen van Aäron, toen zij voor het aangezicht van de HEERE genaderd waren en gestorven waren.

2. De HEERE zei tegen Mozes: “Spreek met je broer Aäron, dat hij niet steeds het Heilige binnengaat, binnen het voorhangsel tot voor het verzoendeksel dat op de Kist ligt, opdat hij niet sterft, want Ik verschijn in de wolk boven het verzoendeksel.

3. Hiermee zal Aäron het Heilige binnengaan: met een jonge stier, het jong van een rund als zondoffer en met een ram als brandoffer.

4. Hij zal de heilige linnen kleren aandoen en de linnen broek zal over zijn onderlichaam zijn. Hij zal zich met een linnen gordel omgorden en met de linnen tulband zal hij zijn hoofd omwikkelen. Dit zijn heilige kledingstukken. Hij zal eerst zijn lichaam met water wassen en ze pas daarna aantrekken.

5. Van de gemeente van de zonen van Israël zal hij twee geitenbokken als zondoffer nemen en een ram als brandoffer.

6. Aäron zal de jonge stier van het zondoffer, die voor hemzelf bestemd is, doen naderen en hij zal voor zichzelf en voor zijn huis verzoening doen.

7. Hij zal de beide geitenbokken nemen en die voor het aangezicht van de HEERE bij de ingang van de Tent van de Ontmoeting opstellen.

8. Aäron zal over de beide geitenbokken het lot werpen: één lot voor de HEERE en één lot voor de wegloopbok, genaamd ‘Azazel’.

9. Aäron zal de geitenbok, waarop het lot voor de HEERE gevallen is, doen naderen en hij zal hem als zondoffer klaarmaken.

10. De geitenbok waarop het lot van de wegloopbok gevallen is, zal levend voor het aangezicht van de HEERE worden opgesteld om daarmee verzoening te doen, om hem daarna als wegloopbok naar de woestijn te sturen.

11. Aäron zal de jonge stier van het zondoffer die voor hemzelf bestemd is, doen naderen en voor zichzelf en voor zijn huis verzoening doen en hij zal de jonge stier van het zondoffer, die voor hemzelf bestemd is, slachten.

12. Hij zal ook een vuurschaal vol vurige kolen van het altaar voor het aangezicht van de HEERE nemen en zijn beide handen vullen met reukwerk van fijngevijzelde geurige kruiden en hij zal dat alles binnen het voorhangsel brengen.

13. Hij zal het reukwerk leggen op het vuur voor het aangezicht van de HEERE, opdat de wolk van het reukwerk het verzoendeksel, dat op de Getuigenis ligt, zal bedekken en hij niet zal sterven.

14. Hij zal wat van het bloed van de jonge stier nemen en dat met zijn vinger op de voorzijde van het verzoendeksel sprenkelen, aan de oostzijde, en ook zal hij zeven keer wat van het bloed met zijn vinger aan de voorzijde van het verzoendeksel sprenkelen.

15. Dan zal hij de bok van het zondoffer, die voor het volk bestemd is, slachten en hij zal het bloed ervan binnen het voorhangsel brengen en met het bloed ervan zal hij net zo doen als hij met het bloed van de jonge stier heeft gedaan: hij zal het op het verzoendeksel en aan de voorzijde van het verzoendeksel sprenkelen.

16. Zo zal hij verzoening doen over het Heilige vanwege de onreinheden van de zonen van Israël en vanwege hun overtredingen en overeenkomstig al hun zonden. Zo zal hij doen met de Tent van de Ontmoeting die bij hen staat, te midden van hun onreinheid.

17. Geen mens zal zich in de Tent van de Ontmoeting bevinden, vanaf het moment dat hij naar binnen gaat om in het Heilige verzoening te doen, totdat hij weer naar buiten komt. Zo zal hij voor zichzelf en voor zijn huis en voor heel de volksvergadering van Israël verzoening doen.

18. Hij zal naar buiten komen tot bij het altaar, dat voor het aangezicht van de HEERE staat, en er verzoening over doen. Hij zal wat van het bloed van de jonge stier en wat van het bloed van de bok nemen en hij zal het rondom op de horens van het altaar aanbrengen.

19. Met zijn vinger zal hij zeven keer wat van dat bloed daarop sprenkelen en hij zal het reinigen en heiligen van de onreinheden van de zonen van Israël.

20. Wanneer hij de verzoening over het Heilige, de Tent van de Ontmoeting en het altaar voltooid heeft, zal hij de levende geitenbok doen naderen.

21. Aäron zal zijn hand op de kop van de levende bok leggen en daarmee alle ongerechtigheden van de zonen van Israël en al hun overtredingen, overeenkomstig al hun zonden belijden. Hij zal die op de kop van de bok leggen en hij zal hem aan de hand van een man, die daarvoor klaarstaat, naar de woestijn sturen.

22. De geitenbok zal al hun ongerechtigheden met zich meedragen naar een verlaten gebied. Hij zal de bok de woestijn in sturen.

23. Dan zal Aäron de Tent van de Ontmoeting binnengaan en de linnen kleren uitdoen, die hij aangetrokken had toen hij het Heilige binnenging en ze daar achterlaten.

24. Hij zal zijn lichaam op de heilige plaats met water wassen en zijn gewone kleren aandoen. Dan zal hij naar buiten gaan en zijn brandoffer en het brandoffer van het volk klaarmaken en voor zichzelf en voor het volk verzoening doen.

25. Het vet van het zondoffer zal hij op het altaar in rook doen opgaan.

26. Degene die de bok als wegloopbok heeft weggestuurd, moet zijn kleren uitwassen en zijn lichaam met water wassen. Daarna zal hij het kamp binnengaan.

27. Maar de jonge stier van het zondoffer en de bok van het zondoffer, waarvan het bloed naar binnen is gebracht om daarmee in het Heilige verzoening te doen, moet men buiten het kamp brengen en zij moeten de huiden, het vlees en de mest ervan met vuur verbranden.

28. Degene die ze verbrandt, moet zijn kleren uitwassen en zijn lichaam met water wassen. Daarna zal hij het kamp binnengaan.

29. Dit is een eeuwig wetsvoorschrift voor jullie. In de zevende maand, op de tiende van de maand, moeten jullie jezelf verootmoedigen en geen enkel werk doen, wie in het land geboren is niet en ook de vreemdeling niet, die in jullie midden verblijft.

30. Want op die dag zal over jullie verzoening worden gedaan om jullie te reinigen. Jullie zullen van al jullie zonden voor het aangezicht van de HEERE gereinigd worden.

31. Het zal een sabbat, een volstrekte rust, voor jullie zijn. Jullie zullen jezelf verootmoedigen, het is een eeuwig wetsvoorschrift.

32. De priester, die gezalfd en gewijd is om in plaats van zijn vader priester te zijn, zal verzoening doen en de linnen kleren, de heilige kleren, aantrekken.

33. Hij zal verzoening doen over het Heiligdom en over de Tent van de Ontmoeting en ook over het altaar zal hij verzoening doen. Ook over de priesters en over al het volk van de volksvergadering zal hij verzoening doen.

34. Dit is een eeuwig wetsvoorschrift voor jullie om één keer per jaar over de zonen van Israël verzoening te doen voor al hun zonden.” En hij deed het zoals de HEERE aan Mozes geboden had.

»