Logo
🔍

Leviticus 16 VB

« De Verzoendag

1. En de Heer zei tegen Mozes, nadat de twee zonen van Aäron gestorven waren toen ze in de tegenwoordigheid van de Heer kwamen en waren gedood,

2. de Heer zei toen tegen Mozes: "Zeg tegen je broer Aäron dat hij niet zomaar op ieder moment in het Heilige mag komen, achter het voorhangsel dat hangt vóór het verzoeningsdeksel op de ark van het verbond, want dan zal hij sterven. Want Ik verschijn daar in een wolk op het verzoeningsdeksel.

3. Alleen hiermee mag Aäron het Heilige binnengaan: met een jonge stier als zondeoffer en een ram als brandoffer.

4. Hij moet het heilige linnen kleed en de linnen broek aantrekken, een linnen gordel omdoen en de linnen tulband op zijn hoofd zetten. Dit zijn heilige kleren. Daarom moet hij zich eerst in water baden voor hij ze aantrekt.

5. Van de gemeenschap van de Israëlieten moet hij twee geitenbokken als zondeoffer nemen en één ram als brandoffer.

6. Daarna moet Aäron de jonge stier offeren, als zondeoffer voor zichzelf. Daarmee doet hij verzoening voor zichzelf en zijn gezin.

7. Hij moet vervolgens de twee bokken in de tegenwoordigheid van de Heer brengen, bij de ingang van de tent van ontmoeting.

8. Aäron moet over deze twee bokken het lot werpen: het lot zal bepalen welke bok aan de Heer wordt gegeven en welke bok zal worden weggejaagd.

9. Vervolgens moet Aäron de bok brengen die door het lot is aangewezen als bok voor de Heer en hem offeren als zondeoffer.

10. Maar de bok die werd aangewezen om te worden weggejaagd, moet levend in de tegenwoordigheid van de Heer gebracht worden om ermee verzoening te doen. Daarna moet deze bok de woestijn in gejaagd worden.

11. Aäron moet de stier slachten voor het zondeoffer voor hemzelf, waarmee hij verzoening doet voor zichzelf en zijn familie.

12. Daarna moet hij van het altaar dat in de tegenwoordigheid van de Heer staat wat gloeiende kolen nemen en in een vuurpan doen, en twee handenvol reukwerk van fijngestampte, geurige specerijen nemen. Dit moet hij achter het voorhangsel brengen.

13. Dan moet hij het reukwerk op het vuur leggen in de tegenwoordigheid van de Heer, zodat de rook van het reukwerk het verzoeningsdeksel op de ark met de verbondsplaten aan het oog onttrekt, opdat hij niet sterft.

14. Daarna moet hij met zijn vinger wat bloed van de stier in oostelijke richting op de voorzijde van het verzoeningsdeksel sprenkelen. Ook moet hij zeven keer met zijn vinger bloed sprenkelen op de grond voor het verzoeningsdeksel.

15. Vervolgens moet hij de bok slachten die voor het zondeoffer voor het volk is. Het bloed moet hij achter het voorhangsel brengen. Daarmee moet hij hetzelfde doen als met het bloed van de stier: hij moet het op het verzoeningsdeksel en op de grond voor het verzoeningsdeksel sprenkelen.

16. Zo zal hij voor het heiligdom verzoening doen over de overtredingen en zonden van de Israëlieten, van welke aard ook. Dit is wat hij moet doen met de tent van ontmoeting, die te midden van hen en al hun onreinheid staat.

17. Er mag geen mens in de tent van ontmoeting aanwezig zijn wanneer Aäron het Heilige binnengaat, tot het moment dat hij weer naar buiten komt. Zo zal hij verzoening doen voor zichzelf, zijn gezin en de hele gemeenschap van Israël.

18. Daarna moet hij naar buiten gaan, naar het altaar dat in de aanwezigheid van de Heer staat, en daar verzoening over doen. Hij moet wat bloed van de stier en wat bloed van de bok nemen en dat rondom aan de horens van het altaar strijken.

19. Daarna moet hij met zijn vinger zeven keer wat van het bloed op het altaar sprenkelen, om het te reinigen van de onreinheid van de Israëlieten en het te heiligen.

20. Wanneer hij de verzoening van het Heilige, van de tent van ontmoeting en van het altaar voltooid heeft, moet hij de levende bok brengen.

21. Aäron moet zijn beide handen op de kop van de levende bok leggen en openlijk alle overtredingen en zonden van de Israëlieten erkennen, van welke aard ook. Zo legt hij die op de kop van de bok. Hierna moet hij de bok door iemand die daarvoor klaarstaat de woestijn in laten jagen.

22. Zo draagt de bok al hun overtredingen weg naar een onbewoond gebied. De man moet de bok in de woestijn loslaten.

23. Daarna moet Aäron de tent van ontmoeting binnengaan en daar de linnen kleren uittrekken die hij had aangedaan toen hij het Heilige binnenging. Hij moet ze daar laten liggen.

24. Hij moet zich in de heilige plaats in water baden en zijn kleren aantrekken. Daarna moet hij naar buiten gaan en het brandoffer voor hemzelf en het brandoffer voor het volk offeren en daarmee verzoening doen voor zichzelf en voor het volk.

25. Ook moet hij het vet van het zondeoffer op het altaar verbranden.

26. De man die de weggezonden bok in de woestijn heeft losgelaten, moet zijn kleren wassen en zich in water baden. Daarna mag hij weer in het kamp komen.

27. De jonge stier en de bok van het zondeoffer waarvan het bloed in het Heilige is binnengebracht om verzoening te doen, moeten buiten het kamp gebracht worden. Daar moeten de huid, het vlees en de darminhoud worden verbrand.

28. Degene die ze verbrandt, moet daarna zijn kleren wassen en zich in water baden. Daarna mag hij weer in het kamp komen.

29. Verder is het volgende een eeuwig voorschrift voor jullie: op de tiende dag van de zevende maand moeten jullie berouw tonen. Die dag mogen jullie niet werken. Dat geldt zowel voor de geboren Israëliet als voor de vreemdeling die bij jullie woont.

30. Want op die dag wordt er verzoening voor jullie gedaan om jullie te reinigen. Van al jullie zonden zullen jullie op die dag in de tegenwoordigheid van de Heer gereinigd worden.

31. Het is een sabbat voor jullie, een dag van volkomen rust, om berouw te tonen. Dit is een eeuwig voorschrift.

32. De priester die zijn vader in het priesterambt opvolgt en daartoe gezalfd en gewijd is, moet de verzoening tot stand brengen: nadat hij de heilige linnen kleren heeft aangetrokken,

33. moet hij voor het Heilige in het heiligdom, de tent van ontmoeting en het altaar verzoening doen, evenals voor de priesters en voor de hele gemeenschap.

34. Het is een eeuwig voorschrift dat er voor alle Israëlieten eenmaal per jaar verzoening gedaan wordt over al hun zonden." En men deed alles wat de Heer Mozes bevolen had.

»