Leviticus 19 EBV24
1. De HEERE sprak tot Mozes en zei:
2. “Spreek tot heel de gemeente van de zonen van Israël en zeg tegen hen: ‘Jullie moeten heilig zijn, want Ik, de HEERE, jullie GOD, ben heilig!
3. Iedereen moet ontzag hebben voor zijn moeder en zijn vader en mijn sabbatten zullen jullie onderhouden. Ik ben de HEERE, jullie GOD!
4. Jullie zullen je niet tot de afgoden wenden en geen gegoten afgodsbeelden voor jezelf maken. Ik ben de HEERE, jullie GOD!
5. Wanneer jullie een vredeoffer aan de HEERE offeren, moeten jullie zo offeren, dat jullie met welgevallen zullen worden aanvaard.
6. Op de dag van jullie slachtoffer en de volgende morgen moet het gegeten worden. Wat tot op de derde dag overblijft, moet met vuur worden verbrand.
7. Wanneer het toch op de derde dag gegeten wordt, is het iets gruwelijks, het zal niet met genoegen aanvaard worden
8. Wie ervan eet, zal zijn ongerechtigheid dragen, omdat hij het heilige van de HEERE heeft onteerd en die persoon zal uit zijn volk worden uitgeroeid.
9. Wanneer jullie de oogst van jullie land binnenhalen, zul je de rand van je veld niet helemaal afmaaien en wat na je oogst nog opgeraapt kan worden, mag je niet oprapen.
10. Je wijngaard mag je niet kaalplukken en wat verspreid in je wijngaard ligt, mag je niet oprapen. Je zult het achterlaten voor de arme en de vreemdeling. Ik ben de HEERE, jullie GOD!
11. Je zult niet stelen en je zult niet liegen en niemand mag zijn naaste bedriegen.
12. Je zult niet vals zweren bij mijn Naam. Je mag de Naam van je GOD niet onteren. Ik ben de HEERE.
13. Je zult je naaste niet onderdrukken en hem niet beroven. Je mag het loon van de dagloner niet ’s nachts bij je houden tot aan de morgen.
14. Een dove zul je niet vervloeken en voor een blinde zul je geen struikelblok neerleggen, maar je zult GOD vrezen. Ik ben de HEERE!
15. Bij een rechtszaak mogen jullie geen onrecht doen. Je zult de arme niet ontzien en de voorname niet bevoordelen. Je zult rechtvaardig rechtspreken over je naaste.
16. Je zult niet met lasterpraat onder je volk rondgaan, je zult je naaste niet naar het leven staan. Ik ben de HEERE!
17. Je zult je broeder niet in je hart haten. Je naaste zul je zeker berispen en je zult vanwege hem geen zonde op je laden.
18. Je zult geen wraak nemen of wrok koesteren tegen de zonen van je volk. Je zult je naaste liefhebben als jezelf, Ik ben de HEERE!
19. Jullie moeten je aan mijn wetsvoorschriften houden. Je zult je vee niet met een andere soort laten paren. Je zult je akker niet met twee soorten zaad bezaaien en je zult geen kleding aandoen van twee soorten stof door elkaar.
20. Wanneer een man gemeenschap heeft gehad met een vrouw, met een slavin die voor een andere man bestemd was, maar de losprijs was nog niet voldaan of zij was nog niet vrijgelaten, dan zal er straf volgen, maar zij beiden zullen niet worden gedood, want zij was nog niet vrijgelaten.
21. Hij zal zijn schuldoffer aan de HEERE brengen bij de ingang van de Tent van de Ontmoeting, een ram als schuldoffer.
22. Met de ram van het schuldoffer zal de priester voor het aangezicht van de HEERE verzoening over hem doen voor de zonde die hij heeft begaan. Hem zal vergeving geschonken worden voor zijn zonde die hij heeft begaan.
23. Wanneer jullie in het land aankomen en allerlei bomen geplant hebben om van te eten, zullen jullie ‘zijn voorhuid’, zijn vrucht, ‘onbesneden’ laten. Drie jaar lang zal die voor jullie ‘onbesneden’ zijn, er mag niet van gegeten worden.
24. In het vierde jaar zal alle vrucht ervan heilig zijn, tot lof voor de HEERE.
25. In het vijfde jaar zullen jullie zijn vruchten eten en zijn opbrengst aan jezelf doen toekomen. Ik ben de HEERE, jullie GOD!
26. Jullie mogen niets eten met bloed erin. Jullie mogen niet de toekomst voorspellen en je niet met duistere kunsten bezig houden.
27. Jullie mogen je hoofdhaar niet rond afscheren en de rand van je baard mag je niet toetakelen.
28. Jullie mogen voor de gestorvene geen insnijdingen in jullie lichaam maken en ook geen tatoeages op jullie lichaam aanbrengen. Ik ben de HEERE!
29. Je zult je dochter niet onteren door een hoer van haar maken, opdat het land niet aan de hoererij vervalt en het land met schande overladen wordt.
30. Jullie zullen mijn sabbatten onderhouden en diep ontzag hebben voor mijn Heiligdom. Ik ben de HEERE!
31. Jullie mogen je niet tot de dodenbezweerders en waarzeggers wenden. Zoek ze niet op, anders zouden jullie door hen verontreinigd worden. Ik ben de HEERE, jullie GOD!
32. Voor iemand met grijs haar zul je opstaan en je zult eerbied hebben voor ouderen en diep ontzag hebben voor je GOD. Ik ben de HEERE!
33. Als een vreemdeling bij jou in jullie land verblijft, mag je hem niet onderdrukken.
34. De vreemdeling die bij jullie verblijft, zal voor jullie als een landgenoot zijn. Je zult hem liefhebben als jezelf, want jullie zijn vreemdelingen geweest in het land Egypte. Ik ben de HEERE, jullie GOD!
35. Bij een rechtszaak zullen jullie niemand onrecht aandoen met de lengtemaat, het gewicht of de inhoudsmaat.
36. Jullie zullen betrouwbare weegschalen, betrouwbare weegstenen, een betrouwbare efa en een betrouwbare hin hebben. Ik ben de HEERE, jullie GOD, die jullie uit het land Egypte heeft geleid!
37. Al mijn wetsvoorschriften en al mijn rechtsverordeningen moeten jullie onderhouden en naleven. Ik ben de HEERE!’”