Logo
🔍

Leviticus 25 VB

« De oogsten in het Sabbatsjaar en het Jubeljaar

1. Daarna zei de Heer tegen Mozes op de berg Sinaï:

2. "Zeg tegen de Israëlieten: Wanneer jullie in het land zijn gekomen dat Ik jullie geef, moet het land telkens een sabbatsrust voor de Heer krijgen.

3. Zes jaar mogen jullie je akkers inzaaien en zes jaar je wijngaarden snoeien en de oogst inzamelen,

4. maar het zevende jaar moet het land volkomen rust krijgen, een sabbat voor de Heer. Dan mogen jullie je akkers niet inzaaien en je wijngaarden niet snoeien.

5. Wat er vanzelf aan gewas opkomt mogen jullie niet oogsten en de druiven aan je ongesnoeide wijnstokken mogen jullie niet plukken. Het is een jaar van volkomen rust voor het land.

6. Van wat er in het sabbatsjaar op het land opkomt, kunnen jullie eten, met je slaven, slavinnen en dagloners en de vreemdelingen die bij jullie wonen.

7. Ook het vee en de wilde dieren zullen daarvan kunnen eten.

8. Jullie moeten zeven jaarweken aftellen, zeven keer zeven jaren, totdat de periode van zeven jaarweken 49 jaren telt.

9. Dan moet er op de tiende dag van de zevende maand op de ramshoorn worden geblazen. In het hele land moet er op de ramshoorn worden geblazen, op de Verzoendag.

10. Dat 50ste jaar moeten jullie heiligen en vrijlating afkondigen voor alle inwoners van het land. Het is een Jubeljaar. Iedereen krijgt zijn verkochte grond terug en iedereen mag terugkeren naar zijn familie.

11. Dat 50ste jaar moet een Jubeljaar zijn. Dat jaar mogen jullie niet zaaien, niet oogsten wat er dat jaar vanzelf aan gewas opkomt en niet de druiven plukken van jullie ongesnoeide wijngaarden.

12. Want het is het Jubeljaar, een heilig jaar voor jullie. Dat jaar eten jullie wat er vanzelf opkomt op jullie akkers.

Verkochte grond en het Jubeljaar

13. En in het Jubeljaar zal iedereen zijn eigen grond terugkrijgen."

14. "Als jullie grond aan iemand verkopen, of grond van hem kopen, mogen jullie elkaar niet benadelen.

15. De koopprijs wordt vastgesteld aan de hand van het aantal jaren dat verstreken is sinds het laatste Jubeljaar; de prijs wordt bepaald door het aantal jaren dat er geoogst kan worden [tot aan het volgende Jubeljaar].

16. Bij een groot aantal jaren is de prijs hoger, bij een klein aantal jaren is de prijs lager, want men verkoopt het aantal oogsten.

17. Benadeel elkaar hierin niet, maar heb ontzag voor jullie God. Ik ben de Heer, jullie God.

18. Houd je nauwkeurig aan al mijn voorschriften en wetten, dan zullen jullie veilig in het land kunnen wonen.

19. Het land zal rijke oogsten opleveren, zodat jullie volop te eten zullen hebben, en jullie zullen er veilig kunnen wonen.

20. Als jullie je afvragen: 'Wat moeten we dan in het zevende jaar eten? We mogen immers niet zaaien en niet oogsten,'

21. weet dan dat Ik jullie in het zesde jaar zal zegenen met een oogst die voldoende is voor drie jaar.

22. In het achtste jaar mogen jullie weer zaaien, maar tot het negende jaar zullen jullie van de oude oogst kunnen eten. Dus tot de oogst van dat jaar binnen is, eten jullie van de oude oogst.

23. Het land mag ook niet voor altijd verkocht blijven, want het land behoort Mij toe, en jullie wonen als vreemdelingen bij Mij.

24. Daarom moeten jullie in je hele land het terugkopen van verkochte grond toestaan.

25. Als een volksgenoot in armoede is geraakt en daarom een stuk eigen grond heeft verkocht, mag iemand van zijn naaste familie het voor hem terugkopen.

26. Als hij niemand heeft die dat voor hem doet, mag hij de grond zelf terugkopen, wanneer hij weer over voldoende middelen beschikt.

27. Hij moet nagaan hoeveel jaren er voorbij zijn sinds de verkoop, en het resterende aantal jaren bepaalt de prijs die hij moet betalen aan degene die het gekocht had. Zo krijgt hij het weer in zijn bezit.

Verkochte huizen en het Jubeljaar

28. Maar als hij niet in staat is de grond terug te kopen, blijft wat hij verkocht heeft in bezit van de koper tot aan het Jubeljaar. Maar in het Jubeljaar zal het vrijkomen en krijgt hij het weer in zijn bezit."

29. "Als iemand in een ommuurde stad een huis verkoopt, heeft hij het recht dat huis terug te kopen tot een jaar na de dag van verkoop. Een vol jaar heeft hij het recht om het terug te kopen.

30. Maar als hij het niet heeft teruggekocht voordat het jaar om is, blijft dat huis, als dat in een ommuurde stad staat, voorgoed eigendom van de koper en diens nageslacht. In het Jubeljaar zal het huis niet vrijkomen.

31. Maar met de huizen in de plaatsen die niet ommuurd zijn, zal het gaan als met grond: ze kunnen altijd teruggekocht worden en zullen in het Jubeljaar vrijkomen.

32. Wat betreft de Levietensteden: de Levieten behouden altijd het recht om de huizen die ze daar bezitten terug te kopen.

33. Als men van de Levieten een huis vrijkoopt, een huis in een van hun eigen steden, dan zal dat huis in het Jubeljaar vrijkomen en krijgt de oorspronkelijke eigenaar het terug. Want de huizen in de Levietensteden gelden onder de Israëlieten als het bezit van de Levieten.

Voorschriften omtrent het uitlenen van geld

34. Maar de weidegronden rond de Levietensteden mogen niet verkocht worden, ze zijn voor altijd hun bezit."

35. "Als een volksgenoot in armoede is geraakt en geen kans meer ziet in zijn levensonderhoud te voorzien, moeten jullie hem bijstaan, evenals een vreemdeling die bij jullie woont, zodat hij in leven kan blijven.

36. Jullie mogen geen rente of winst van hem vragen voor wat jullie hem hebben uitgeleend. Uit ontzag voor jullie God moeten jullie je volksgenoot in leven houden.

37. Leen hem geld zonder rente te vragen en voedsel zonder er winst op te maken.

Slaven en het Jubeljaar

38. Ik ben jullie Heer God, die jullie uit Egypte heeft weggeleid om jullie het land Kanaän te geven en om jullie God te zijn."

39. "En als een volksgenoot in armoede is geraakt en zichzelf aan je heeft verkocht, mag je hem niet als slaaf voor je laten werken.

40. Je moet hem als een dagloner behandelen, of als een vreemdeling die bij je woont. Hij moet tot het Jubeljaar bij je in dienst blijven.

41. Dan mag hij bij je weggaan, met zijn gezin, en terugkeren naar zijn eigen familie en naar de grond van het erfbezit van zijn voorvaders.

42. Want zij zijn míjn knechten, die Ik uit Egypte heb weggeleid. Daarom mogen ze niet verkocht worden zoals een slaaf verkocht wordt.

43. Je mag hem niet hard behandelen, uit ontzag voor je God.

44. Als je slaven of slavinnen wilt hebben, moet je die nemen uit de omringende volken. Van hen mag je slaven en slavinnen kopen.

45. Ook mag je slaven en slavinnen kopen uit de vreemdelingen die bij jullie wonen, of uit hun nakomelingen die in jullie land geboren zijn. Zij zullen jullie eigendom zijn.

46. Ze gaan ook als erfbezit over op jullie kinderen, zodat ze dan hún eigendom worden. Ze moeten jullie voor altijd dienen. Maar je eigen volksgenoten, de Israëlieten, mogen jullie niet hard behandelen.

47. Als een vreemdeling die bij jullie woont vermogend is geworden, en een van je volksgenoten in armoede is geraakt en zich aan die vreemdeling of diens familie heeft verkocht,

48. dan heeft hij het recht op vrijkoping:

49. een van zijn broers, of een oom, of de zoon van zijn oom of iemand anders van zijn naaste familie mag hem vrijkopen. Of hij mag zich zelf vrijkopen, wanneer hij daarvoor weer over voldoende middelen beschikt.

50. Samen met degene die hem heeft gekocht moet hij het aantal jaren berekenen tussen het jaar dat hij zichzelf verkocht heeft en het eerstvolgende Jubeljaar en zo de vrijkoopsom bepalen. Voor het aantal jaren dat hij voor hem gewerkt heeft, geldt het loon van een dagloner.

51. Bij een groot aantal jaren tot het Jubeljaar moet hij een groot deel terugbetalen van het bedrag waarvoor hij gekocht was.

52. Als er nog maar weinig jaren over zijn tot aan het Jubeljaar, moet dat verrekend worden. De vrijkoopsom wordt bepaald door het aantal jaren.

53. In de jaren dat hij bij je is, moet hij behandeld worden als een dagloner. Je moet erop toezien dat hij niet hard behandeld wordt.

54. Wordt hij niet op een van deze manieren vrijgekocht, dan moet hij in het Jubeljaar vrijgelaten worden, met zijn gezin.

55. Want de Israëlieten zijn míjn knechten. Zij zijn mijn dienaren, die Ik uit Egypte heb weggeleid. Ik ben de Heer, jullie God."

»