Logo
🔍

Leviticus 6 VB

« De schuldoffers (vervolg)

1. Daarna zei de Heer tegen Mozes:

2. "Als iemand gezondigd heeft door opzettelijk een overtreding tegen de Heer te begaan en iemand anders heeft benadeeld: hij ontkent dat hij iets geleend of gehuurd heeft, of hij heeft iets gestolen, of heeft iemand iets afgeperst,

3. of hij heeft iets gevonden wat iemand verloren had maar hij zweert dat hij het niet heeft, of als hij op wat voor manier dan ook een ander heeft benadeeld en daarmee gezondigd heeft,

4. dan moet hij, omdat hij gezondigd heeft en daarmee schuldig geworden is, vergoeden wat hij gestolen, afgeperst, gevonden of verduisterd heeft.

5. Alles waarover hij vals heeft gezworen, moet hij volledig vergoeden, vermeerderd met een vijfde deel. Op de dag dat hij zijn schuldoffer brengt, moet hij het volledig aan de eigenaar vergoeden.

6. Hij moet als schuldoffer voor de Heer een ram uit zijn kudde naar de priester brengen, een volmaakt dier, ter waarde van een door jullie vastgesteld bedrag.

De brandoffers

7. En de priester zal verzoening voor hem doen in de tegenwoordigheid van de Heer, en de daad waaraan hij schuldig was zal hem vergeven worden."

8. Verder zei de Heer tegen Mozes:

9. "Geef Aäron en zijn zonen de volgende voorschriften: Dit is de wet betreffende het brandoffer. Het brandoffer moet de hele nacht, tot de volgende ochtend, op het vuur op het altaar blijven branden. Het vuur op het altaar moet de hele nacht brandend gehouden worden.

10. De priester moet zijn linnen kleed en de linnen broek aantrekken. Vervolgens moet hij de as nemen wanneer het vuur het offer heeft verteerd en die naast het altaar leggen.

11. Daarna moet hij zijn kleren uitdoen, andere kleren aantrekken en de as naar een reine plaats buiten het kamp brengen.

12. Het vuur op het altaar moet altijd brandend gehouden worden, het mag nooit uitgaan. Elke ochtend moet de priester hout op het vuur aansteken, het brandoffer er volgens de voorschriften op leggen en daarop het vet van de vredeoffers verbranden.

De meeloffers

13. Het vuur op het altaar moet voortdurend brandend gehouden worden, het mag niet uitgaan."

14. "Dit is de wet betreffende het meeloffer. Een van de zonen van Aäron moet het in de tegenwoordigheid van de Heer offeren vóór het altaar.

15. Hij moet een handvol van het meel van het meeloffer nemen, met een deel van de olie en alle wierook die erop ligt, en op het altaar verbranden als gedenkoffer, een aangename geur voor de Heer.

16. Het overige meel is voor Aäron en zijn zonen. Ze moeten het ongezuurd eten in de heilige plaats: in de voorhof van de tent van ontmoeting.

17. Het mag niet met zuurdesem gebakken worden. Het is het aandeel van mijn vuuroffers dat Ik aan hen geef. Het is allerheiligst, net als het zondeoffer en het schuldoffer.

18. Alle mannelijke personen uit het nageslacht van Aäron mogen dit eten. Het is een eeuwig voorschrift voor hen en alle volgende generaties betreffende de vuuroffers van de Heer. Alles wat ermee in aanraking komt, wordt heilig."

19. Verder zei de Heer tegen Mozes:

20. "Dit is het offer dat Aäron en zijn zonen, vanaf de dag dat Aäron is gezalfd, aan de Heer moeten brengen: een dagelijks meeloffer van 1/10 efa fijn meel, de ene helft 's morgens, de andere helft 's avonds.

21. Het moet met olie vermengd worden en op een bakplaat worden gebakken. Wanneer het gebakken is moet hij het brengen, het in stukken breken en als meeloffer offeren, een aangename geur voor de Heer.

22. De priester uit Aärons zonen die na Aäron gezalfd zal worden, moet hetzelfde doen, het is een eeuwig voorschrift. Dit offer moet in zijn geheel voor de Heer worden verbrand.

Voorschriften voor de zondeoffers

23. Alle meeloffers van de [gezalfde] priester moeten in hun geheel verbrand worden, er mag niet van worden gegeten."

24. Daarna zei de Heer tegen Mozes:

25. "Zeg tegen Aäron en zijn zonen: Dit is de wet betreffende de zondeoffers. Op de plaats waar de dieren voor de brandoffers geslacht worden, moeten ook de dieren voor het zondeoffer in de tegenwoordigheid van de Heer worden geslacht. Het zondeoffer is allerheiligst.

26. De priester die het dier voor de zonde offert, moet het ook opeten. Hij moet het in de heilige plaats eten: in de voorhof van de tent van ontmoeting.

27. Alles wat met het vlees in aanraking komt, wordt heilig. Als bloed van dit offer op iemands kleding spat, moeten die kleren in de heilige plaats gewassen worden.

28. De aardewerk pot waarin het offervlees is gekookt, moet stukgeslagen worden. Maar als het in een koperen pot is gekookt, moet die pot daarna geschuurd worden en met water omgespoeld.

29. Alle mannelijke personen uit de priesterfamilies mogen van het vlees eten. Het is allerheiligst.

30. Maar het zondeoffer waarvan het bloed in de tent van ontmoeting gebracht werd om in het heiligdom verzoening te doen, mag niet gegeten worden. Het moet worden verbrand."

»