Logo
🔍

Lukas 11 VB

« Lessen over gebed

1. Op een keer was Jezus ergens aan het bidden. Toen Hij ophield, vroeg een van zijn leerlingen Hem: "Heer, leer ons bidden, net zoals Johannes dat aan zijn leerlingen leerde."

2. Hij zei tegen hen: "Wanneer jullie bidden, zeg dan: Onze Vader in de hemel, laat uw naam geheiligd worden, laat uw Koninkrijk komen, laat uw wil gebeuren, zoals in de hemel, zo ook op de aarde.

3. Voorzie ons elke dag van het benodigde brood.

4. Vergeef ons onze zonden, want ook wij vergeven iedereen die ons iets schuldig is. En laat ons niet in verzoeking komen, maar red ons van de boosaardige."

5. Hij zei tegen hen: "Stel dat iemand van jullie een vriend heeft en midden in de nacht naar hem toe gaat en tegen hem zegt: 'Vriend, ik wil graag drie broden van je lenen,

6. want een vriend van mij is op zijn reis bij mij langsgekomen, maar ik heb niets om hem voor te zetten.'

7. En stel dat hij je vanuit zijn huis zou toeroepen: 'Laat me met rust! De deur is al dicht en ik en de kinderen liggen al in bed. Ik kan nu niet opstaan om je broden te geven.'

8. Ik zeg jullie: toch zal hij opstaan en zijn vriend geven waar hij om vroeg. Nog niet eens omdat hij zijn vriend is, maar omdat zijn vriend zo onbeschaamd bleef aandringen, zal hij hem zoveel geven als hij nodig heeft.

9. Daarom zeg Ik jullie: vraag, en het zal je gegeven worden; zoek, en je zult vinden; klop, en er zal voor je worden opengedaan.

10. Want ieder die vraagt, zal ontvangen; en wie zoekt, zal vinden; en voor wie klopt, zal worden opengedaan.

11. Welke vader onder jullie zal, als zijn zoon hem om een brood vraagt, hem een steen geven? Of als hij om een vis vraagt, hem een slang geven in plaats van een vis?

12. Of als hij om een ei vraagt, zou hij hem dan een schorpioen geven?

Jezus en Beëlzebul

13. Als jullie, die slecht zijn, goede dingen aan jullie kinderen weten te geven, hoeveel te meer zal dan de hemelse Vader de Heilige Geest geven aan degenen die Hem daarom vragen."

14. Op een keer dreef Jezus bij iemand een demon uit die stomheid veroorzaakte. Toen de demon hem had verlaten, kon de man spreken. De menigte was verbijsterd.

15. Sommigen zeiden echter: "Hij drijft de demonen uit met de hulp van Beëlzebul, de aanvoerder van de demonen."

16. Anderen vroegen Hem om een teken uit de hemel, om Hem uit te dagen.

17. Maar Hij kende hun gedachten en zei tegen hen: "Elk koninkrijk waar verdeeldheid heerst, vernietigt zichzelf. En een koningshuis waar verdeeldheid heerst, gaat ten onder.

18. Als ook de satan zichzelf bestrijdt, hoe zou zijn rijk dan kunnen standhouden? Want jullie zeggen dat Ik met de hulp van Beëlzebul de demonen uitdrijf.

19. En als Ik met de hulp van Beëlzebul de demonen uitdrijf, met wiens hulp doen jullie eigen mensen het dan? Daarom zullen zij jullie rechters zijn.

20. Maar als Ik door de vinger een teken was voor de inwoners van Nineve, zo zal ook de Mensenzoon een teken zijn voor dit geslacht.

30.

31. De koningin van het Zuiden zal bij het oordeel opstaan met de mannen van dit geslacht, en ze zal hen veroordelen. Want zij is van het einde der aarde gekomen om Salomo's wijsheid te horen, en zie, hier is Iemand die meer is dan Salomo.

Licht en donker

32. De mannen van Nineve zullen bij het oordeel opstaan met dit geslacht, en ze zullen dit geslacht veroordelen. Want zij hebben zich bekeerd op de prediking van Jona, en zie, hier is Iemand die meer is dan Jona."

33. "Niemand steekt een olielamp aan en verbergt hem daarna in de kast of onder een korenmaat. Nee, hij zet hem op een standaard, opdat de mensen die binnenkomen het licht zullen zien.

34. De lamp van het lichaam is het oog. Als je oog zuiver is, wordt je hele lichaam verlicht. Maar als je oog duister is, wordt je hele lichaam verduisterd.

35. Zorg er dus voor dat het licht in je niet verduisterd is.

De Farizeeërs en schriftgeleerden gewaarschuwd

36. Als je hele lichaam verlicht is en geen enkele plek verduisterd, zal het geheel verlicht zijn, net zoals de olielamp je met zijn schijnsel verlicht."

37. Nadat Jezus dit gezegd had, nodigde een Farizeeër Hem uit voor de maaltijd. Jezus kwam binnen en ging aan tafel.

38. De Farizeeër zag tot zijn verbazing dat Jezus Zich voor het eten niet waste.

39. Maar de Heer zei tegen hem: "En jullie dan, Farizeeërs, de buitenkant van beker en bord reinigen jullie, maar jullie binnenkant zit vol roof en kwaad.

40. Wat zijn jullie toch kortzichtig! Heeft Hij die de buitenkant heeft gemaakt niet ook de binnenkant gemaakt?

41. Maar geef de inhoud ervan aan de armen, dan is alles rein voor jullie.

42. Maar wee jullie, Farizeeërs, want jullie geven tienden van munt, wijnruit en alle andere tuinkruiden, maar gaan voorbij aan het oordeel en aan de liefde voor God. Maar jullie moeten het een doen en het andere niet nalaten.

43. Wee jullie, Farizeeërs, want jullie houden van de ereplaatsen in de synagoge en van de begroetingen op de markt.

44. Wee jullie, schriftgeleerden en Farizeeërs, huichelaars, want jullie zijn als ongemarkeerde graven, waar de mensen overheen lopen zonder het te weten."

45. Daarop zei een van de wetgeleerden tegen Hem: "Meester, met die woorden beledigt U ook ons!"

46. Maar Hij zei: "Wee ook jullie, wetgeleerden, want jullie leggen de mensen loodzware lasten op, terwijl jullie die zelf met nog geen vinger aanraken.

47. Wee jullie, want jullie bouwen grafmonumenten voor de profeten die door jullie voorvaders zijn vermoord.

48. Zo getuigen jullie dus zelf dat jullie instemmen met de daden van jullie voorvaders, want zij hebben hen gedood en jullie bouwen hun grafmonumenten.

49. Daarom zegt de Wijsheid van God ook: Ik zal profeten en apostelen naar hen zenden, maar van hen zullen ze sommigen doden en anderen vervolgen.

50. Daarom zal van dit geslacht rekenschap worden geëist voor het bloed van alle profeten dat vergoten is sinds de grondlegging van de wereld,

51. van het bloed van Abel#11:51 zie Gen 4 tot het bloed van Zacharia,#11:51 zie 2 Kro 24:20-21 die omgebracht werd tussen het altaar en het tempelhuis. Ja, Ik zeg jullie dat daarvoor van dit geslacht rekenschap geëist zal worden.

52. Wee jullie, wetgeleerden, want jullie hebben de sleutel van de kennis weggenomen. Zelf zijn jullie niet binnengegaan en jullie hebben tegengehouden wie wel wilden binnengaan!"

53. Toen Hij deze dingen tegen hen zei, begonnen de schriftgeleerden en de Farizeeërs Hem woedend uit te vragen over allerlei zaken.

54. Ze wilden Hem in de val laten lopen door Hem uitspraken te ontlokken op grond waarvan ze Hem zouden kunnen aanklagen.

»