Logo
🔍

Lukas 6 BB

« Graan plukken op de heilige rustdag

1. Op een keer liep Jezus op de heilige rustdag met zijn leerlingen door een korenveld. De leerlingen plukten graan, wreven met hun handen de korrels eruit en aten die op.

2. Een paar Farizeeërs zeiden: "Waarom doen jullie iets wat niet mag op de heilige rustdag?"

3. Jezus antwoordde: "Hebben jullie dan niet gelezen wat David vroeger heeft gedaan toen hij en zijn mannen honger hadden?

4. Hij ging Gods heiligdom binnen en nam de heilige broden mee. Die at hij met zijn mannen op. Dat mocht helemaal niet, want daar mogen alleen de priesters van eten."

Jezus geneest een man op de heilige rustdag

5. En Hij zei: "De Mensenzoon is ook Heer over de heilige rustdag."

6. Op een andere heilige rustdag was er iemand met een verlamde rechterhand in de synagoge waar Jezus les gaf.

7. De wetgeleerden en de Farizeeërs letten goed op Hem. Ze wilden zien of Hij op de heilige rustdag iemand zou genezen. Want dan zouden ze iets hebben om Hem te beschuldigen.

8. Maar Hij wist wat ze dachten. Daarom zei Hij tegen de man met de verlamde hand: "Kom eens hier in het midden staan." De man stond op en kwam.

9. En Jezus zei tegen de Farizeeërs en wetgeleerden: "Ik heb een vraag voor jullie. Mag je op de heilige rustdag goed doen, of kwaad doen? Mag je een mensenleven redden, of moet je hem laten sterven?"

10. Hij keek de mensen rondom Zich aan en zei toen tegen de man: "Strek je hand uit." De man strekte zijn hand uit en de hand werd net zo gezond als de andere.

Jezus kiest de twaalf leerlingen uit

11. Maar de wetgeleerden en de Farizeeërs werden woedend. Ze gingen met elkaar overleggen wat ze met Jezus zouden doen.

12. Op een keer ging Jezus naar de bergen om te bidden. De hele nacht lang bad Hij tot God.

13. Toen het weer dag was geworden, riep Hij zijn leerlingen bij Zich. Hij koos er twaalf uit. Die noemde Hij apostelen.

14. Het waren Simon, die Hij ook Petrus noemde, Petrus' broer Andreas, Jakobus, Johannes, Filippus, Bartolomeüs,

15. Matteüs (= Levi), Tomas, Jakobus de zoon van Alfeüs, Simon die de bijnaam 'de Zeloot' had,

16. Judas de zoon van Jakobus, en Judas Iskariot, die Hem later verraden heeft.

17. Hij daalde met hen de berg weer af en bleef staan op een vlakte. Daar was een grote groep mensen samengestroomd: een groot aantal van zijn leerlingen, maar ook andere mensen uit heel Judea en uit Jeruzalem. Ook uit de steden Tyrus en Sidon, die aan de zee liggen.

18. Ze waren gekomen om Hem te horen spreken en om door Hem te worden genezen. Ook mensen die last hadden van duivelse geesten werden genezen.

Lessen en waarschuwingen

19. En iedereen probeerde Hem aan te raken. Want er ging kracht van Hem uit en Hij maakte iedereen gezond.

20. En Jezus keek zijn leerlingen aan en zei: "Het is heerlijk voor je als je niet veel hebt, want het Koninkrijk van God is voor jou.

21. Het is heerlijk voor je als je honger hebt, want God zal je honger stillen. Het is heerlijk voor je als je nu huilt, want je zal lachen.

22. Het is heerlijk voor je als de mensen je haten omdat je in de Mensenzoon gelooft. Wees er blij over als ze niet met je willen omgaan, je uitschelden en lelijke dingen van je zeggen die niet waar zijn.

23. Wees er blij over en wees vrolijk! Want je krijgt er een grote beloning voor in de hemel. Want hetzelfde hebben hun voorouders met de profeten gedaan.

24. Maar pas op, rijke mensen! Want jullie hebben je troost al.

25. Pas maar op, jullie die nu zoveel te eten hebben! Want jullie zullen honger hebben. Pas maar op, jullie die nu plezier hebben en lachen! Want jullie zullen verdriet hebben en huilen.

Wees goed voor je vijanden

26. Pas maar op als alle mensen goede dingen van jullie zeggen. Want hetzelfde hebben hun voorouders met de leugen-profeten gedaan."

27. Jezus zei: "Luister naar wat Ik zeg: houd van je vijanden en wees goed voor de mensen die je haten.

28. Zegen de mensen die je vervloeken, en bid voor de mensen die je slecht behandelen.

29. Als iemand je op je linkerwang slaat, draai dan ook je rechterwang naar hem toe. Als iemand je mantel afpakt, geef hem dan ook je hemd.

30. Als iemand iets van je wil lenen of van je afpakt, geef het hem dan en vraag het niet terug.

31. Behandel andere mensen op dezelfde manier als je zelf behandeld zou willen worden.

32. Als je alleen houdt van je vrienden, wat is daar dan voor bijzonders aan? Want ook slechte mensen houden van hun vrienden.

33. En als je iets goeds doet voor iemand die iets goeds doet voor jou, wat is daar dan voor bijzonders aan? Ook slechte mensen doen dat.

34. En als je alleen iets wil uitlenen aan iemand van wie je het ook weer terug zal krijgen, wat is daar dan voor bijzonders aan? Ook slechte mensen lenen aan andere slechte mensen om weer evenveel terug te willen krijgen.

35. Nee, houd van je vijanden en wees goed voor hen. Leen iets uit zonder te verwachten dat je het terug zal krijgen. Dan zul je een grote beloning krijgen en een kind van de Allerhoogste God zijn. Want Hij is óók goed voor de ondankbare en slechte mensen.

36. Wees vriendelijk, net zoals jullie Vader vriendelijk is.

37. Oordeel niemand. Dan zul jij ook niet geoordeeld worden. Veroordeel niemand. Dan zul jij ook niet veroordeeld worden. Laat los, dan zul jij ook losgelaten worden.

Verschillende voorbeelden

38. Geef, dan zal er ook aan jou gegeven worden: een goed gevulde, aangedrukte, geschudde, overlopende maatbeker zullen de mensen je geven. Want de maat waarmee jij andere mensen meet, daarmee zul jij ook gemeten worden."

39. En Jezus vertelde hun een aantal voorbeelden, om dingen duidelijk te maken. Hij zei: "Iemand die blind is kan toch niet een andere blinde leiden? Ze zullen samen in een kuil vallen!

40. En een leerling is niet beter dan zijn leermeester. Maar iemand die alles heeft geleerd, is net zo goed als zijn leermeester.

41. Hoe kan het dat je wel ziet dat er een splinter in het oog van een ander zit, maar zie je niet dat er in je eigen oog een hele balk zit?

42. Hoe kun je tegen die ander zeggen: 'Vriend, laat mij die splinter uit je oog halen,' als je niet eens ziet dat er een balk in je eigen oog zit? Wat zijn jullie toch schijnheilig! Haal eerst de balk uit je eigen oog. Dan kun je goed scherp zien. Pas dan kun je de splinter uit het oog van de ander halen.

43. Ook groeien er geen slechte vruchten aan een goede boom. En er groeien ook geen goede vruchten aan een slechte boom.

44. En elke boom kun je herkennen aan de vruchten die er aan groeien. Want aan doornstruiken groeien geen vijgen, en aan een braamstruik geen druiven.

Het fundament van je leven

45. Net zo haalt een goed mens goede dingen tevoorschijn uit de goede voorraad in zijn hart. Maar een slecht mens haalt slechte dingen tevoorschijn uit de slechte voorraad in zijn hart. Want iemands woorden verraden wat er in zijn hart is."

46. Jezus zei: "Waarom zeggen jullie 'Heer, Heer' tegen Mij, als jullie toch niet doen wat Ik zeg?

47. Als je naar Mij toe komt, lúister dan niet alleen naar wat Ik zeg, maar dóe het ook.

48. Dan lijk je op een man die bij het bouwen van zijn huis eerst een diep gat groef. Want hij wilde het fundament van zijn huis op de rots leggen. Toen er een overstroming kwam en het water tegen het huis sloeg, bleef het huis stevig staan. Want het was op de rots gebouwd.

49. Maar als je wel hoort wat Ik zeg maar het niet doet, lijk je op een man die een huis bouwde zonder fundament. Toen de overstroming kwam en het water tegen het huis sloeg, spoelde het zand weg en stortte het huis in. Er bleef helemaal niets van over."

»