Logo
🔍

Lukas 7 BB

« Jezus geneest de slaaf van de Romeinse legerhoofdman

1. Toen Jezus uitgesproken was, ging Hij Kapernaüm binnen.

2. Er was daar een Romeinse legerhoofdman met een doodzieke slaaf. De hoofdman hield veel van die slaaf.

3. Hij had over Jezus horen vertellen. Daarom stuurde hij een paar Joodse leiders naar Hem toe. Ze moesten voor hem aan Jezus vragen of Hij wilde komen om de slaaf te genezen.

4. Ze kwamen bij Jezus en vroegen Hem dringend om mee te komen. Ze zeiden: "Hij verdient het dat U dit voor hem doet.

5. Want hij houdt van ons volk en heeft voor ons een synagoge gebouwd." Jezus ging met hen mee.

6. Toen Hij in de buurt van het huis was gekomen, stuurde de hoofdman een paar vrienden om tegen Hem te zeggen: "Heer, doet U maar geen moeite om helemaal naar mijn huis te komen. Want dat ben ik niet waard.

7. Ik was het ook niet waard om zelf naar U toe te komen. Maar op één woord van U zal mijn slaaf gezond worden.

8. Want ik moet zelf ook gehoorzamen aan de mensen die boven mij staan. En ik heb soldaten onder mij die míj moeten gehoorzamen. Als ik tegen de één zeg: 'Ga!' dan gaat hij. En als ik tegen een ander zeg: 'Kom!' dan komt hij. En als ik tegen mijn slaaf zeg: 'Doe dit!' dan doet hij het."

9. Toen Jezus dit hoorde, was Hij heel verbaasd over hem. Hij draaide Zich om naar de grote groep mensen die Hem volgde. Hij zei tegen hen: "Ik zeg jullie dat Ik in heel Israël nog bij niemand zó'n groot geloof heb gevonden!"

Jezus maakt in Naïn een gestorven jongen weer levend

10. De mensen die naar Jezus waren gestuurd, gingen terug naar het huis van de hoofdman. Toen ze daar aankwamen, zagen ze dat de slaaf weer gezond was.

11. De volgende dag reisde Jezus naar de stad Naïn. Zijn leerlingen gingen met Hem mee, samen met een grote groep mensen.

12. Toen Hij bij de stadspoort kwam, zag Hij een begrafenisstoet. Een weduwe ging juist haar enige zoon begraven. Er waren veel mensen uit de stad bij haar.

13. Toen Jezus haar zag, had Hij veel medelijden met haar. Daarom zei Hij tegen haar: "Huil maar niet."

14. Hij kwam dichterbij, raakte de draagbaar aan (de dragers stonden stil) en zei: "Jongen, Ik zeg je, sta op!"

15. En de dode jongen kwam overeind en begon te spreken. Jezus gaf hem aan zijn moeder terug.

16. Iedereen was diep onder de indruk van wat God had gedaan. Ze prezen God en zeiden: "Er is een belangrijke profeet bij ons gekomen!" Ook zeiden ze: "God is zijn volk niet vergeten!"

Jezus en Johannes de Doper

17. In heel Judea en nog veel verder werd er over Hem gepraat.

18. De leerlingen van Johannes vertelden al deze dingen aan Johannes.

19. Toen liet Johannes twee van zijn leerlingen komen en stuurde hen naar de Heer Jezus. Ze moesten Hem vragen: "Bent U het die zou komen, of wachten we op iemand anders?"

20. Toen ze bij Jezus waren gekomen, zeiden ze: "Johannes de Doper heeft ons naar U toe gestuurd. We moeten U vragen of U het bent die zou komen, of dat we op iemand anders wachten."

21. Op dat ogenblik genas Hij veel mensen van hun ziekten en kwalen, joeg duivelse geesten uit mensen weg en maakte dat blinde mensen konden zien.

22. Hij antwoordde: "Ga terug en vertel Johannes wat jullie hebben gezien en gehoord: blinde mensen gaan zien, kreupele mensen gaan lopen, zieke mensen worden gezond, dove mensen gaan horen, doden worden levend en arme mensen horen het goede nieuws.

Jezus legt uit wie Johannes de Doper is

23. Als mensen Mij geloven, zal dat heerlijk voor hen zijn!"

24. De mannen gingen terug naar Johannes. Toen zei Jezus tegen de grote groep mensen over Johannes: "Waar zijn jullie in de woestijn naar gaan kijken? Naar iemand die zo onbelangrijk is als een rietstengel die heen en weer wuift in de wind?

25. Nee. Maar waar zijn jullie dan naar gaan kijken? Naar een rijk man in dure kleren? Nee, want de mensen met dure kleren en een rijk leven wonen in de paleizen.

26. Maar waarom zijn jullie dan gaan kijken? Om een profeet te zien? Ja! Ik zeg jullie dat hij zelfs belangrijker is dan een profeet.

27. Hij is de man over wie in de Boeken staat: 'Ik stuur mijn boodschapper voor U uit. Hij zal de weg voor U vrijmaken.'

28. Ik zeg jullie dat van de mensen die uit vrouwen geboren zijn, er geen belangrijker profeet is dan Johannes de Doper. Maar de minst belangrijke mens in het Koninkrijk van God zal belangrijker zijn dan hij.

29. Alle mensen die naar Johannes luisterden, zelfs de belasting-ontvangers, zeiden dat God gelijk had dat Hij wilde dat de mensen moeten gaan leven zoals Hij het wil. En ze lieten zich door Johannes dopen.

30. Maar de Farizeeërs en wetgeleerden zeiden dat het allemaal onzin was en lieten zich niet dopen.

31. Waarmee zal Ik deze mensen vergelijken?

32. Ze lijken op de kinderen die op de markt zitten en naar hun vriendjes roepen: 'We gingen bruiloftje spelen, maar jullie wilden niet dansen. Toen gingen we begrafenisje spelen, maar jullie wilden niet treuren.'

33. Ik bedoel dit: Johannes is gekomen, en hij at geen brood en dronk geen wijn. Van hem zeiden jullie: 'Er zit een duivelse geest in hem.'

34. Toen kwam de Mensenzoon, die wél eet en wél wijn drinkt. Van Hem zeggen jullie: 'Hij zit maar te vreten en te zuipen. En Hij is bevriend met belasting-ontvangers en andere slechte mensen!'

Een vrouw zalft Jezus' voeten

35. Het is ook nooit goed. Maar alleen verstandige mensen hebben Gods wijsheid herkend."

36. Eén van de Farizeeërs nodigde Jezus uit om bij hem thuis te komen eten. Jezus kwam in het huis van de Farizeeër en ging aan tafel.

37. Er kwam een vrouw naar Hem toe. Iedereen wist dat ze een hoer was. Ze had gehoord dat Jezus bij die Farizeeër in huis was. Ze had een kostbaar kruikje vol dure parfum bij zich.

38. Ze knielde huilend bij Jezus neer en liet haar tranen op zijn voeten vallen. Daarna droogde zij ze af met haar haren. Ze kuste zijn voeten en zalfde ze met de parfum.

39. De Farizeeër die Jezus had uitgenodigd, zag dat. En hij zei bij zichzelf: "Als deze Man echt een profeet was, zou Hij wel weten wie en wat die vrouw is die Hem aanraakt. Dan zou Hij wel hebben geweten dat ze een hoer is."

40. Jezus zei tegen hem: "Simon, ik moet je iets zeggen." Hij zei: "Zeg het, Meester."

41. Jezus zei: "Er waren twee mensen die van iemand geld hadden geleend. De één moest 500 zilverstukken terug betalen, de ander 50 zilverstukken.

42. Maar ze konden hem die niet terug betalen. Toen zei hij tegen hen allebei dat ze het hem niet terug hoefden te betalen. Hij schold hun die schuld kwijt. Wie van die twee zal nu het meest van hem houden?"

43. Simon antwoordde: "Ik neem aan de man die de grootste schuld had." Jezus zei tegen hem: "Dat heb je goed gezien."

44. Toen draaide Hij Zich om naar de vrouw en zei tegen Simon: "Zie je deze vrouw? Ik ben in jouw huis gekomen, maar je hebt Me geen water gegeven om mijn voeten te wassen. Maar zij heeft met haar tranen mijn voeten natgemaakt en ze met haar haren afgedroogd.

45. Jij hebt Mij geen kus als welkomstgroet gegeven. Maar zij heeft vanaf het moment dat ze binnenkwam aldoor mijn voeten gekust.

46. Jij hebt mijn hoofd niet met olijf-olie gezalfd. Maar zij heeft met dure parfum mijn voeten gezalfd.

47. Daarom zeg Ik je dat zij vergeving heeft gekregen voor alles waarin ze ongehoorzaam aan God is geweest, al was het nog zo veel. Want ze heeft Mij laten zien hoeveel ze van Mij houdt. Maar iemand aan wie weinig wordt vergeven, laat ook niet veel liefde zien."

48. En Hij zei tegen haar: "Ik vergeef je dat je ongehoorzaam aan God bent geweest."

49. De mensen die met Hem aan tafel zaten, vroegen zich af: "Wie is Hij toch, dat Hij zelfs de mensen hun ongehoorzaamheid aan God vergeeft?"

50. Maar Jezus zei tegen de vrouw: "Je geloof heeft je gered. Ga in vrede!"

»