Logo
🔍

Markus 1 EBV24

Johannes de Doper en zijn getuigenis van Jezus

1. Het begin van het Evangelie van Jezus Christus, de Zoon van GOD.

2. Zoals geschreven staat in de boekrol van de profeet Jesaja … “Zie, Ik zend mijn bode voor uw aangezicht uit, die uw weg bereiden zal.”

3. “De stem van hem die roept in de woestijn: ‘Bereid de weg van de HEERE, maak zijn paden recht!’”

4. … zo gebeurde het dat Johannes in de woestijn was en doopte en de doop van bekering tot vergeving van zonden predikte.

5. Heel het gebied van Judea en alle inwoners van Jeruzalem liepen uit en gingen naar hem toe en hij doopte hen in de Jordaan, terwijl zij hun zonden beleden.

6. Deze Johannes was gekleed in een kleed van kameelhaar en hij droeg een leren gordel om zijn middel. Zijn voedsel bestond uit sprinkhanen en wilde honing.

7. Hij verkondigde en zei: “Zie, na mij komt Hij die sterker is dan ik. Ik ben niet waardig te bukken om de riemen van zijn sandalen los te maken.

8. Ik heb jullie gedoopt in water, maar Hij zal jullie dopen in de Heilige Geest.”

9. In die dagen gebeurde het dat Jezus uit Nazaret, in Galilea, kwam en door Johannes in de Jordaan werd gedoopt.

10. Meteen, toen Hij uit het water opkwam, zag Hij de hemelen openscheuren en de Geest als een duif op Hem neerdalen.

11. Er klonk een stem uit de hemelen: “Jij bent mijn Zoon, de Geliefde, in Jou verblijd Ik Mij!”

12. Onmiddellijk dreef de Geest Hem uit naar de woestijn.

De roeping van de eerste discipelen

13. En Hij was daar veertig dagen in de woestijn, terwijl Hij door de satan verzocht werd en Hij was bij de wilde dieren en de engelen dienden Hem.

14. Nadat Johannes overgeleverd was, ging Jezus naar Galilea en verkondigde het Goede Nieuws van het Koninkrijk

15. en zei: “De tijd is vervuld en het Koninkrijk van GOD is gekomen. Bekeer je en geloof het Goede Nieuws.”

16. Toen Hij langs de zee van Galilea liep, zag Hij Simeon en zijn broer Andreas een net in zee werpen, want zij waren vissers.

17. Jezus zei tegen hen: “Volg Mij en Ik zal jullie vissers van mensen maken.”

18. Onmiddellijk lieten zij hun netten achter en volgden Hem.

19. Toen Hij iets verder liep, zag Hij Jakobus, de zoon van Zebedeüs, en zijn broer Johannes, terwijl zij in de boot hun netten aan het repareren waren.

De bezetene in de synagoge in Kapernaüm

20. Hij riep hen en onmiddellijk lieten zij hun vader Zebedeüs in de boot achter met de ingehuurde krachten en zij volgden Hem.

21. Zij kwamen Kapernaüm binnen en meteen begon Hij op de sabbat in de synagoge te onderwijzen.

22. Zij waren verbaasd over zijn leer, want Hij onderwees hen als iemand met gezag, niet zoals de schriftgeleerden.

23. Nu was er in hun synagoge een mens met een onreine geest in zich, die schreeuwde

24. en zei: “Wat hebben wij met U te maken, Jezus, de Nazarener? Bent U gekomen om ons te vernietigen? Ik weet wie U bent: de Heilige van GOD!”

25. Jezus bestrafte hem en zei: “Zwijg! Ga uit van hem!”

26. De onreine geest wierp hem neer en schreeuwde met luide stem en ging van hem uit.

27. Zij waren allemaal verbijsterd en vroegen elkaar: “Wat is dit? Wat voor nieuwe leer is dit? Want zelfs de onreine geesten beveelt Hij met gezag en zij gehoorzamen Hem!”

Jezus geneest de schoonmoeder van Petrus

28. Het nieuws over Hem verspreidde zich onmiddellijk in heel het gebied van Galilea.

29. En zij verlieten de synagoge en kwamen in het huis van Simeon en Andreas, met Jakobus en Johannes.

30. De schoonmoeder van Simeon lag met hoge koorts op bed. Zij spraken met Hem over haar.

31. Hij ging naar haar toe, pakte haar hand, en richtte haar op. Onmiddellijk verliet de hoge koorts haar en zij diende hen.

32. Tegen de avond, toen de zon onderging, brachten zij allen bij Hem die ziek en door demonen bezeten waren.

33. Heel de stad was bij de deur samengestroomd

Jezus bidt vroeg in de ochtend

34. en Hij genas velen die aan allerlei ziekten leden en Hij dreef veel boze geesten uit en liet de boze geesten niet toe te spreken, omdat zij Hem kenden.

35. Heel vroeg in de morgen stond Hij op en ging naar een eenzame plaats en bad daar.

36. Simeon en zijn metgezellen zochten naar Hem.

37. Toen zij Hem gevonden hadden, zeiden zij tegen Hem: “Alle mensen zoeken U!”

38. Hij zei tegen hen: “Laten wij ergens anders heengaan, naar de dorpen en steden in onze naaste omgeving, zodat Ik ook daar kan prediken, want daarvoor ben Ik gekomen.”

De genezing van een melaatse

39. En Hij predikte in al hun synagogen in heel Galilea en Hij dreef de demonen uit.

40. Er kwam een melaatse bij Hem die aan zijn voeten neerviel en Hem smeekte en zei: “Als U wilt, kunt U mij reinigen.”

41. Jezus werd met ontferming over hem bewogen. Hij strekte zijn hand uit, raakte hem aan en zei: “Ik wil het, word rein!”

42. Op datzelfde moment verliet de melaatsheid hem en werd hij gereinigd.

43. En Hij vermaande hem streng en zond hem weg

44. Hij zei tegen hem: “Zie toe, dat je niemand iets zegt, maar ga heen, toon jezelf aan de priester en breng de offergaven voor je reiniging zoals Mozes geboden heeft om zo aan hen te getuigen.”

45. Maar toen hij weggegaan was, ging hij het rondbazuinen en het nieuws verspreiden, zodat Jezus niet meer openlijk de steden kon binnengaan, maar buiten in eenzame plaatsen verbleef, terwijl zij van alle kanten naar Hem toe kwamen.

»