Logo
🔍

Markus 10 VB

« Echtscheiding

1. Toen vertrok Jezus daar en ging langs de overkant van de Jordaan naar het gebied van Judea. Opnieuw verzamelde zich een grote menigte om Hem heen en zoals gewoonlijk gaf Hij hun onderricht.

2. Er kwamen ook Farizeeërs naar Hem toe. Om Hem uit te dagen vroegen ze Hem: "Is het een man toegestaan zijn vrouw weg te zenden?"

3. Hij antwoordde: "Wat heeft Mozes jullie geboden?"

4. Ze zeiden: "Mozes heeft toegestaan haar met een verklaring van echtscheiding weg te zenden."

5. Jezus zei tegen hen: "Dat heeft hij voorgeschreven vanwege jullie harde hart.

6. Maar vanaf het begin van de schepping heeft God hen als man en vrouw gemaakt.

7. 'Daarom zal een man zich losmaken van zijn vader en moeder en zich binden aan zijn vrouw, en die twee zullen één geheel worden;

8. dan zijn zij niet langer twee, maar één.'

9. Wat God zo tot één geheel heeft samengevoegd, moet de mens niet scheiden."

10. Toen ze thuisgekomen waren, vroegen zijn leerlingen Hem ernaar.

11. Hij zei tegen hen: "Wie zijn vrouw wegzendt en met een andere vrouw trouwt, pleegt overspel.

Jezus zegent de kinderen

12. En een vrouw die haar man verlaat en met een ander trouwt, pleegt overspel."

13. De mensen brachten hun kinderen naar Jezus toe, met de bedoeling dat Hij hen zou aanraken, maar de leerlingen berispten degenen die hen bij Hem brachten.

14. Toen Jezus dat zag, nam Hij hun dat erg kwalijk en zei tegen hen: "Laat de kinderen bij Mij komen en houd hen niet tegen, want het Koninkrijk van God is voor mensen zoals zij.

15. Ik verzeker jullie dat wie het Koninkrijk van God niet aanneemt als een kind, er beslist niet zal binnengaan."

De rijke jongeman

16. En Hij sloeg zijn armen om de kinderen heen, legde hun de handen op en zegende hen.

17. Toen Jezus op weg ging, liep er iemand snel op Hem af, liet zich voor Hem op zijn knieën vallen en vroeg: "Goede Meester, wat moet ik doen om het eeuwige leven te verkrijgen?"

18. Jezus zei tegen hem: "Waarom noem je Mij goed? Niemand is goed;#10:18 vgl Ps 14:1-3 alleen God is dat.

19. Je kent de geboden: je mag geen overspel plegen; je mag geen moord plegen; je mag niet stelen; je mag geen valse verklaringen afleggen; je mag niemand benadelen; je moet respect tonen voor je vader en moeder."

20. Hij antwoordde Jezus: "Meester, aan al deze dingen heb ik me van jongs af aan gehouden."

21. Jezus keek hem vol liefde aan en zei tegen hem: "Je schiet nog in één ding tekort: verkoop alles wat je hebt en geef de opbrengst aan de armen, dan zul je een schat in de hemel hebben. Kom dan hier, neem het kruis op en volg Mij."

22. Maar hij versomberde bij dit antwoord en bedroefd ging hij weg, want hij had veel bezittingen.

23. Jezus keek de kring rond en zei tegen zijn leerlingen: "Wat is het voor hen die veel bezitten toch moeilijk om het Koninkrijk van God binnen te gaan."

24. Zijn leerlingen waren verbijsterd over die woorden. Maar Jezus zei opnieuw: "Kinderen, wat is het voor mensen die op hun bezit vertrouwen toch moeilijk om het Koninkrijk van God binnen te gaan.

25. Het is gemakkelijker voor een kameel om door het oog van een naald te gaan, dan voor een rijke om het Koninkrijk van God binnen te gaan."

26. Dat verbijsterde hen nog meer en ze zeiden tegen elkaar: "Maar wie kan er dan gered worden?"

De beloning voor het volgen van Jezus

27. Jezus keek hen aan en zei: "Bij mensen is dat onmogelijk, maar niet bij God, want bij God zijn alle dingen mogelijk."

28. Daarop zei Petrus tegen Hem: "Zie, wij hebben alles achtergelaten en zijn U gevolgd."

29. Jezus antwoordde: "Ik verzeker jullie: ieder die zijn huis, of broers, of zussen, of vader, of moeder, of vrouw, of kinderen of akkers heeft achtergelaten omwille van Mij en het goede nieuws,

30. zal nu in deze wereld honderdvoudig huizen, broers, zussen, moeders, kinderen en akkers terugkrijgen, samen met vervolging. En in de wereld die nog komt krijgt hij het eeuwige leven.

Jezus spreekt voor de derde keer over zijn dood

31. Maar vele eersten zullen de laatsten zijn en vele laatsten de eersten."

32. Ze waren op weg naar Jeruzalem. Jezus liep voor de leerlingen uit. Ze waren ongerust en ook degenen die Hem volgden waren bevreesd. Opnieuw riep Jezus de twaalf bij Zich en begon hun te vertellen wat er met Hem zou gebeuren:

33. "We gaan nu naar Jeruzalem. Daar zal de Mensenzoon worden overgeleverd aan de opperpriesters en de schriftgeleerden. Ze zullen Hem ter dood veroordelen en Hem aan vreemdelingen overleveren.

Niet heersen, maar dienen

34. Deze zullen Hem bespotten, geselen, bespugen en doden, maar op de derde dag zal Hij weer opstaan."

35. Jakobus en Johannes, de zonen van Zebedeüs, kwamen naar Jezus en zeiden: "Meester, we willen U vragen iets voor ons te doen."

36. Hij zei: "Wat willen jullie dat Ik voor jullie doe?"

37. Ze zeiden tegen Hem: "Laat ons naast U mogen zitten, de een rechts, de ander links van U, wanneer U in uw heerlijkheid gekomen bent."

38. Maar Jezus antwoordde: "Jullie weten niet wat jullie vragen. Kunnen jullie de beker#10:38 vgl Jer 25:15 drinken die Ik drink, en gedoopt worden met de doop waarmee Ik gedoopt ga worden?"

39. Ze zeiden Hem: "Dat kunnen wij." Jezus zei tegen hen: "Jullie zullen inderdaad de beker drinken die Ik drink en gedoopt worden met de doop waarmee Ik gedoopt ga worden,

40. maar het is niet aan Mij de plaatsen rechts en links van Mij weg te geven. Die zijn voor degenen voor wie ze zijn bestemd."

41. Toen de andere tien hiervan hoorden, werden ze kwaad op Jakobus en Johannes.

42. Maar Jezus riep hen bij Zich en zei: "Jullie weten dat degenen die beschouwd worden als de leiders van de volken, heersen over de mensen, en hun machthebbers oefenen macht over hen uit.

43. Maar zo moet het onder jullie niet zijn. Als je groot wilt zijn onder de anderen, dien dan de anderen.

44. En als je de belangrijkste wilt zijn, wees dan een dienaar van de anderen.

De blinde bij Jericho

45. Want ook de Mensenzoon is niet gekomen om gediend te worden, maar om te dienen en zijn leven te geven als losprijs voor velen."

46. Ze kwamen in Jericho. Toen Jezus en zijn leerlingen met een grote menigte Jericho weer verlieten, zat de blinde Bartimeüs, de zoon van Timeüs, langs de kant van de weg te bedelen.

47. Toen hij hoorde dat het Jezus van Nazaret was die voorbijkwam, begon hij te roepen: "Jezus, Zoon van David, heb medelijden met mij!"

48. Velen vermaanden hem dat hij zijn mond moest houden, maar hij schreeuwde des te harder: "Zoon van David, heb medelijden met mij!"

49. Jezus bleef staan en liet hem roepen. Ze riepen de blinde en zeiden tegen hem: "Rustig maar! Sta op, Hij roept je."

50. Hij wierp zijn mantel af, stond op en kwam bij Jezus.

51. En Jezus vroeg hem: "Wat wil je dat Ik voor je doe?" De blinde antwoordde: "Rabboeni, geef dat ik zien kan!"

52. Jezus zei tegen hem: "Ga, je geloof heeft je genezen." Onmiddellijk kon hij zien en hij volgde Hem op de weg.

»